ECLI:NL:CRVB:2007:BA7344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van toename van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de aanvraag voor een WAO-uitkering heeft geweigerd. Appellante had verzocht om een uitkering vanwege een vermeende toename van haar arbeidsongeschiktheid door fibromyalgie. Het Uwv heeft in zijn besluit van 22 januari 2004, met toepassing van artikel 43a van de Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een toename van arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juni 2007 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 27 april 2007 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat mr. J.S. Visser, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door P.J. Langius. De Raad heeft de feiten en omstandigheden die door de rechtbank zijn weergegeven, in overweging genomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan het standpunt van het Uwv, dat er geen toename van beperkingen was vastgesteld ten opzichte van de eerder vastgestelde beperkingen door verzekeringsartsen.
De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft aangenomen dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was. De Raad heeft ook opgemerkt dat het rapport van psychiater D.W. Oppedijk, dat door appellante was ingediend, niet overtuigend was, omdat het onvoldoende gemotiveerd was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellante. De uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van griffier T.R.H. van Roekel.