ECLI:NL:CRVB:2007:BA7346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en WAO-uitkering door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de rechtbank de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen ziekengeld en WAO-uitkering toe te kennen, heeft bekrachtigd. Appellante, die zich per 1 februari 1999 ziekmeldde vanuit haar functie als tuinbouwmedewerkster, heeft in de loop der jaren verschillende medische klachten ontwikkeld, waaronder rugklachten, psychische problemen en hoofdpijn. De verzekeringsarts concludeerde dat haar mogelijkheden tot functioneren niet wezenlijk waren veranderd en dat zij geschikt was voor haar eigen werk. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar beperkingen onvoldoende waren onderkend, vooral op psychisch gebied.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 13 juni 2007 behandeld. Tijdens de zitting is appellante vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M. Koot, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door M.L. Turnhout. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts de medische gegevens van appellante voldoende hebben gewogen, maar dat er twijfels zijn over de geschiktheid van appellante voor haar eigen werk. De Raad oordeelt dat het Uwv niet voldoende heeft onderbouwd of appellante met haar beperkingen in staat is haar werk te verrichten, vooral gezien de zware fysieke eisen die aan haar werk werden gesteld.
De Raad heeft de bestreden besluiten van het Uwv vernietigd en het Uwv opgedragen nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van appellante. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 1288,-. De Raad heeft benadrukt dat met de vernietiging van de besluiten nog niet vaststaat dat appellante recht heeft op een WAO-uitkering, maar dat dit opnieuw moet worden beoordeeld door het Uwv.