ECLI:NL:CRVB:2007:BA7370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- R.E. Lysen
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-dagloon en beoordeling van nieuwe feiten in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het WAO-dagloon van appellante. De zaak betreft een geschil tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WAO-uitkering, die oorspronkelijk op 1 september 1994 is ingegaan. Appellante had verzocht om herziening van het dagloon, dat door het Uwv was vastgesteld op € 33,84, met de stelling dat er nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening konden onderbouwen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de (kennelijke) onjuistheid van het oorspronkelijke besluit op zichzelf geen beslissende rol speelt. De Raad oordeelde dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die het Uwv verplichtten om haar verzoek om herziening te honoreren. De Raad heeft echter ook opgemerkt dat het bestreden besluit niet in overeenstemming was met een zorgvuldige belangenafweging, vooral gezien het feit dat appellante een vergelijkbaar salaris had ontvangen bij haar nieuwe werkgever, de Richard Hoogland Stichting.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze was aangevochten en het beroep tegen het besluit van 28 september 2005 gegrond verklaard, in zoverre dat het Uwv het WAO-dagloon moest herzien met ingang van 15 november 2004. Tevens is bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 142,-- dient te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van verzoeken om herziening van uitkeringen in het kader van de WAO.