ECLI:NL:CRVB:2007:BA7740

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/43 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente na hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Utrecht

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Hoek, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 november 2006. De rechtbank had in die uitspraak de aanvraag van appellant voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) afgewezen. In de tussenliggende periode heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van appellant gegrond werd verklaard. Hierdoor werd appellant met ingang van 10 januari 2005 als 80 tot 100% arbeidsongeschikt beschouwd.

De gemachtigde van appellant heeft vervolgens verzocht om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente en om vergoeding van de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De Raad heeft in zijn uitspraak aangegeven dat het verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegewezen dient te worden. De Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie voor de berekening van de wettelijke rente. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 322,-. Tot slot is bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 105,- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 20 juni 2007 door de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

07/43 WAO (gerectificeerde uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 november 2006, 05/1229 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 juni 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Hoek, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 20 februari 2007 heeft het Uwv de Raad meegedeeld dat een nieuwe beslissing op bezwaar is afgegeven. In deze nieuwe beslissing wordt het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard en wordt appellant met ingang van 10 januari 2005 onveranderd 80 tot 100% arbeidsongeschikt beschouwd.
Namens appellant heeft mr. S. Broens, kantoorgenoot van mr. Hoek, bij faxbericht van 22 maart 2007 de Raad bericht dat met de nieuwe beslissing op bezwaar aan de grieven van appellant wordt tegemoetgekomen en heeft zij de Raad verzocht het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding (wettelijke rente) en te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens het faxbericht van 22 maart 2007 van de gemachtigde van appellant heeft appellant geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep, zodat dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Ingevolge ’s Raads jurisprudentie dient het verzoek om vergoeding van schade met toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te worden toegewezen. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de aan appellant toekomende vergoeding, bestaande uit wettelijke rente over de na te betalen uitkering, dient te berekenen, volstaat de Raad te verwijzen naar zijn uitspraak van 1 november 1995, gepubliceerd in JB 1995/314.
Nu het Uwv volledig aan appellant is tegemoetgekomen, ziet de Raad aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 105,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
JL