ECLI:NL:CRVB:2007:BA8920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Herziening van ouderdomspensioen in verband met gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de herziening van de ouderdomspensioenen van appellanten, die respectievelijk op 1 september 1993 en 1 juni 1994 een AOW-pensioen hebben ontvangen, berekend naar de norm voor alleenstaanden. Na een onderzoek door de Sociale verzekeringsbank (Svb) naar de rechtmatigheid van deze pensioenen, zijn de pensioenen van appellanten per 1 juni 1998 herzien naar de norm voor gehuwden, omdat werd vastgesteld dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. De rechtbank Breda verklaarde het beroep tegen de besluiten van de Svb ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de appellanten, ondanks dat zij ieder over een eigen woonruimte beschikten, feitelijk samenwoonden. De Raad benadrukt dat het aanhouden van verschillende woonadressen op zichzelf niet in de weg staat aan het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning, mits er voldoende bewijs is van een gezamenlijke huishouding. De verklaringen van appellanten tijdens hun verhoor op 19 september 2005, waarin zij stelden afwisselend in Waspik en Scheveningen te verblijven, werden als zwaarwegend beschouwd.
Daarnaast werd het criterium van wederzijdse zorg, zoals bedoeld in de AOW, beoordeeld. De Raad concludeert dat er voldoende financiële verstrengeling en zorg tussen de appellanten was om aan te nemen dat zij in elkaars verzorging voorzagen. De Raad verwierp ook de stelling van appellanten dat hun verklaringen onder druk waren afgelegd, en bevestigde de juistheid van de verklaringen die zij hadden ondertekend.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de herziening van de AOW-pensioenen door de Svb terecht was. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.