ECLI:NL:CRVB:2007:BB0175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie en de rechtmatigheid van de WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtmatigheid van de gedifferentieerde WAO-premie en de WAO-uitkering van een werknemer aan de orde zijn. De werknemer, in dienst bij appellante, ontving een WAO-uitkering die in 1997 was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Gedurende de jaren zijn er verschillende besluiten genomen door het Uwv met betrekking tot de mate van arbeidsongeschiktheid en de voortzetting van de WAO-uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, maar deze bezwaren zijn door de rechtbank ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 3 juli 2007 de eerdere beslissingen van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht de rechtmatigheid van de WAO-uitkering heeft betrokken bij de beoordeling van de gedifferentieerde WAO-premie. Appellante heeft aangevoerd dat het Uwv niet meer vrijstond om de WAO-uitkering van de werknemer te betrekken bij de premie-berekening, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak van 31 oktober 2003 terecht heeft vastgesteld dat de motiveringsgebreken van de besluiten tot voortzetting van de WAO-uitkering hersteld konden worden.
De Raad concludeert dat de rechtbank de besluiten van het Uwv terecht heeft bevestigd en dat er geen sprake is van schending van de procesrechten van appellante. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben beoordeeld en de beslissing in het openbaar is uitgesproken.