ECLI:NL:CRVB:2007:BB0538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/5592 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • R.H.M. Roelofs
  • F.A.M. Stroink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoek om herziening van uitspraak inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2007 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening. Het verzoek om herziening was ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de Raad van 20 februari 2007, waarin het verzoek niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 105,-- niet tijdig was betaald. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Ben Tarraf, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 3 juli 2007 was appellant aanwezig, maar het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht was niet vertegenwoordigd.

De Raad heeft overwogen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was voldaan en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was. De Raad heeft geen nieuwe argumenten gevonden in het verzetschrift of tijdens de zitting die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie dan in de eerdere uitspraak. Het feit dat appellant na de uitspraak van 20 februari 2007 contant het griffierecht aan zijn gemachtigde heeft betaald, werd niet als voldoende beschouwd om te concluderen dat het griffierecht was voldaan.

Daarom heeft de Raad besloten het verzet ongegrond te verklaren en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter Th.C. van Sloten en de leden R.H.M. Roelofs en F.A.M. Stroink, in aanwezigheid van griffier S. van Ommen, en werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2007.

Uitspraak

06/5592 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van:
[appellant] (hierna: appellant),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 maart 2006, 04/6071 en 04/6073 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: College)
Datum uitspraak: 10 juli 2007
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 20 februari 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde verzoek om herziening van de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft mr. S. Ben Tarraf, advocaat te Amsterdam, namens appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 3 juli 2007. Appellant is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 20 februari 2007 berust hierop, dat het bij het indienen van het verzoek om herziening verschuldigde griffierecht van € 105,-- niet binnen de laatstelijk door de griffier bij aangetekende brief van 3 november 2006 gestelde termijn is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het verzoek om herziening van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, merkt de Raad op dat hij ook in hetgeen in het verzetschrift en ter zitting is aangevoerd geen aanknopingspunten heeft gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat appellant het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Dat appellant na de uitspraak van 20 februari 2007 contant een bedrag ter hoogte van het verschuldigde griffierecht aan (het kantoor van) zijn gemachtigde heeft betaald leidt er niet toe dat het verschuldigde griffierecht is voldaan.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en F.A.M. Stroink als leden, in tegenwoordigheid van S. van Ommen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2007.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) S. van Ommen.