ECLI:NL:CRVB:2007:BB7428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/4384 WWB, 06/4385 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling laten aanvraag bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard ongegrond heeft verklaard. Appellanten hadden op 20 mei 2005 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het College verzocht hen bij brief van 2 juni 2005 om ontbrekende gegevens, waaronder bankafschriften, te overleggen vóór 9 juni 2005. Omdat appellanten niet aan dit verzoek voldeden, heeft het College op 13 juni 2005 de aanvraag buiten behandeling gesteld. Dit besluit werd later in bezwaar door het College bevestigd.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 13 juli 2006 geoordeeld dat het College terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld, omdat appellanten niet tijdig de gevraagde gegevens hadden verstrekt. Appellanten hebben in hoger beroep hun standpunt herhaald en betoogd dat zij niet in staat waren om de gevraagde informatie tijdig aan te leveren.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellanten niet alle gevraagde afschriften van hun bankrekening hebben verstrekt binnen de gestelde termijn. De Raad oordeelt dat appellanten het verzuim verwijtbaar is en dat zij niet hebben aangetoond dat zij buiten staat waren om de gegevens tijdig te overleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het College bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te laten. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

06/4384 WWB
06/4385 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] en [Appellante], beiden wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 juli 2006, 05/2099 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard (hierna: College)
Datum uitspraak: 30 oktober 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. W.A. Swildens, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2007. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Swildens. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellanten hebben op 20 mei 2005 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij brief van 2 juni 2005 heeft het College appellanten verzocht om de voor de behandeling van de aanvraag ontbrekende gegevens, waaronder afschriften van de Fortisbankrekening met nummer [rekeningnummer] van appellanten, over te leggen vóór 9 juni 2005 om 12.00 uur. Daarbij is onder verwijzing naar artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangegeven dat de behandeling van de aanvraag wordt opgeschort totdat de gevraagde informatie is aangeleverd of de daarvoor gestelde termijn is verstreken. Voorts is aan appellanten meegedeeld dat het niet of niet volledig verstrekken van de gevraagde gegevens tot gevolg kan hebben dat de aanvraag niet verder zal worden behandeld.
Bij besluit van 13 juni 2005 heeft het College de aanvraag van appellanten met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld op de grond dat appellanten niet hebben voldaan aan het verzoek om binnen de hersteltermijn alle gevraagde gegevens te verstrekken.
Bij besluit van 9 augustus 2005 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 13 juni 2005 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 9 augustus 2005 ongegrond verklaard.
Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Op het overdrachtformulier van de aanvraag om bijstand van het Centrum voor werk en inkomen en de door appellanten ingevulde en ondertekende aanvraagformulieren staat onder meer vermeld dat appellante tot 1 januari 2005 een fulltime baan had, dat appellant sinds eind november 2004 in Nederland verblijft en dat appellant in Turkije een eigen bedrijf had en diensten op financieel-economisch gebied verrichtte voorafgaand aan zijn komst naar Nederland. Voorts hebben appellanten aangegeven tot 20 mei 2005 te hebben geleefd van geleend geld van familie en het gebruik van creditcards. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat het College onder de gegeven omstandigheden terecht om de bovenvermelde gegevens heeft verzocht, nu deze noodzakelijk waren om het recht op bijstand te kunnen beoordelen.
De Raad stelt vast dat niet alle gevraagde afschriften van de voornoemde bankrekening van appellanten zijn verstrekt binnen de bij brief van 2 juni 2005 gegeven hersteltermijn.
Voorts is de Raad van oordeel dat appellanten het geconstateerde verzuim verwijtbaar niet binnen de gestelde termijn hebben hersteld. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat niet is gebleken dat appellanten buiten staat waren de verlangde gegevens alsnog tijdig over te leggen en voorts dat appellanten niet binnen de gestelde termijn voor verlenging daarom hebben verzocht.
Naar aanleiding van het feit dat appellanten een gedeelte van de gevraagde gegevens in bezwaar alsnog hebben overgelegd merkt de Raad op dat naar zijn vaste rechtspraak aard en inhoud van het primaire besluit, strekkende tot het buiten behandeling laten van de aanvraag om bijstand, meebrengt dat in beginsel geen betekenis toekomt aan gegevens of bescheiden die na het primaire besluit zijn verstrekt. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien het gegevens of bescheiden betreft waarvan zou moeten worden aangenomen dat belanghebbende redelijkerwijs niet in staat is geweest om ter zake informatie binnen de gestelde (herstel)termijn te verstrekken. In het voorgaande ligt reeds besloten dat hiervan in dit geval geen sprake is.
Op grond van het vorenstaande komt de Raad met de rechtbank tot de conclusie dat het College op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bevoegd was de aanvraag van appellanten buiten behandeling te laten. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd ziet de Raad geen grond om te oordelen dat het College niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken. Het feit dat appellanten met ingang van 11 augustus 2005 bijstand is toegekend doet aan het voorgaande niet af.
Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten als voorzitter en R.H.M. Roelofs en L.H. Waller als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2007.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ