ECLI:NL:CRVB:2007:BB8589
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2007 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 30 januari 2007, waarin de rechtbank de aanvraag van appellant voor een WW-uitkering had afgewezen. De Raad had eerder, op 20 juni 2007, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank was ingediend. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.C.C.M. Nadaud, heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat er omstandigheden waren die de overschrijding van de termijn zouden rechtvaardigen.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2007 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft de aangevoerde omstandigheden in het verzetschrift beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze geen aanleiding gaven voor een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat de gemachtigde van appellant niet aannemelijk had kunnen maken dat het beroepschrift tijdig was verzonden. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de strikte naleving van de termijnen in het bestuursrecht. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken, waarbij de griffier M.B. de Gooijer aanwezig was. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere beslissing en onderstreept de noodzaak voor appellanten om zorgvuldig om te gaan met de termijnen in rechtsprocedures.