ECLI:NL:CRVB:2008:BC1223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor WAZ-uitkering en vaststelling van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 maart 2005, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv werd behandeld. Appellant had een WAZ-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 januari 2008 uitspraak gedaan.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellant zorgvuldig hebben beoordeeld. De primaire verzekeringsarts, W. le Grand, had appellant onderzocht en een huidaandoening en een gewrichtsaandoening vastgesteld. De bezwaarverzekeringsartsen hebben deze diagnoses onderschreven en aanvullende beperkingen vastgesteld. De Raad oordeelt dat er geen noodzaak was om de behandelend arts te raadplegen, omdat er geen indicatie was dat een behandeling effect zou hebben op de belastbaarheid van appellant.
Appellant heeft betoogd dat hij door zijn beperkte loopvermogen niet in staat is om 40 uur per week te werken, maar de Raad heeft deze stelling niet onderbouwd gezien met bewijsstukken. De Raad concludeert dat appellant, op basis van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 januari 2005, in staat was om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. Het hoger beroep van het Uwv faalt, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling door verzekeringsartsen en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.