ECLI:NL:CRVB:2008:BC1225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- N.E. Nijdam
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 mei 2005, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in dat besluit vastgesteld dat appellante per 21 december 1999 voor 25 tot 35% arbeidsongeschikt was en haar een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toekende. Appellante is van mening dat zij recht heeft op een hogere uitkering vanwege haar latexallergie, die haar zou beletten om de geduide functies te vervullen.
Tijdens de zitting op 9 november 2007 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank in stand gelaten, omdat appellante in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe argumenten heeft aangedragen die haar standpunt onderbouwen. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank en voegt hieraan toe dat de bezwaararbeidsdeskundige A.A.J.M. Kamp in een rapportage van 13 juli 2005 heeft toegelicht dat het dragen van latex handschoenen niet noodzakelijk is voor de functie van ‘snackbereider machinaal’. Bovendien heeft de bezwaarverzekeringsarts P. van Thillo-Nadels de beperkingen van appellante in verband met haar ziekte beoordeeld, en de externe verzekeringsarts H.M.Th. Offermans heeft deze beoordeling bevestigd.
De Raad concludeert dat er geen nieuwe gronden zijn die de eerdere beslissing van het Uwv kunnen weerleggen. Daarom wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd en zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard, in tegenwoordigheid van N.E. Nijdam als griffier, op 4 januari 2008.