ECLI:NL:CRVB:2008:BC5006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/740 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.R. Geerling-Brouwer
  • M.J.H. van Baalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening en ongegrond verzet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2008 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Het beroep van appellant was eerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, dat op 9 januari 2008 ter zitting is behandeld. Appellant was in persoon aanwezig en werd bijgestaan door zijn schoonzoon, A.F. Louhenapessy. Verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berkel.

Tijdens de zitting heeft appellant aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en daarom afhankelijk was van de hulp van zijn schoonzoon. Dit heeft geleid tot een vertraging in het indienen van het beroepschrift, aangezien het pas werd ingediend nadat de schoonzoon uit het buitenland was teruggekeerd. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant een risico heeft genomen door te wachten met het indienen van het beroep. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op de hoogte was van het verstrijken van de beroepstermijn ten tijde van het opstellen van het beroepschrift.

De Raad heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de argumenten van appellant in het verzetschrift en ter zitting niet tot een ander oordeel leiden dan dat in de eerdere uitspraak van 19 juli 2007. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van M.J.H. van Baalen als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

07/740 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[appellant], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 14 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 19 juli 2007 heeft de Raad het beroep van appellant tegen het besluit van verweerster van 13 december 2006 niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 19 juli 2007 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 9 januari 2008. Daar is appellant in persoon verschenen en heeft zich laten bij staan door zijn schoonzoon A.F. Louhenapessy. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berkel.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 19 juli 2007 berust hierop, dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig bij de Raad is ingediend.
In verzet en ter zitting is aangevoerd dat appellant de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en hij daardoor afhankelijk was van de hulp van zijn schoonzoon. Aangezien alleen de schoonzoon goed bekend was met het dossier is afgezien van het indienen van een voorlopig beroepschrift en is pas beroep ingesteld nadat de schoonzoon uit het buitenland was teruggekeerd. Ten tijde van het opstellen van het beroepschrift was het de schoonzoon bekend dat de beroepstermijn reeds was verstreken.
Hetgeen in het verzetschrift en ter zitting is aangevoerd, brengt de Raad niet tot een ander oordeel dan het oordeel dat door hem is neergelegd in zijn uitspraak van 19 juli 2007. De Raad stelt zich hierbij achter de in de laatstgenoemde uitspraak daartoe gegeven over-wegingen. Daarbij wordt nog overwogen dat appellant een risico heeft genomen door te wachten met het instellen van beroep totdat zijn schoonzoon uit het buitenland terug zou keren. De gevolgen van dit risico dienen voor rekening van appellant te komen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.R. Geerling-Brouwer. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.H. van Baalen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2008.
(get.) H.R. Geerling-Brouwer.
(get.) M.J.H. van Baalen.
HD
25.01