ECLI:NL:CRVB:2008:BC7337
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de herziening van uitkeringen onder de WAO en ZW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen eerdere uitspraken van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die eerder een uitkering ontving op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft de uitkering per 6 juni 2005 herzien naar 55 tot 65% arbeidsongeschiktheid, wat betrokkene niet accepteerde. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de bestreden besluiten van het UWV onvoldoende waren gemotiveerd, met name op het gebied van de arbeidskundige grondslag.
Tijdens de zitting op 6 februari 2008 heeft de gemachtigde van appellant, P.M.W. van der Helm, de argumenten voor de herziening van de uitkering toegelicht. Betrokkene was niet aanwezig. De Raad heeft vastgesteld dat de rapportage van de arbeidsdeskundige van 14 februari 2007, die in hoger beroep is ingebracht, voldoende toelichting biedt op de signaleringen die eerder onvoldoende gemotiveerd waren. De Raad concludeert dat betrokkene per 6 juni 2005 in staat is om ten minste drie van de geselecteerde functies te vervullen, en dat deze functies voldoende arbeidsplaatsen vertegenwoordigen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraken, met uitzondering van de onderdelen waarin het UWV is opgedragen nieuwe besluiten te nemen. De rechtsgevolgen van de bestreden besluiten blijven in stand. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 322,-. De uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst, in aanwezigheid van griffier E.M. de Bree, op 19 maart 2008.