ECLI:NL:CRVB:2008:BC8305
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Intrekking en toekenning van WAO-uitkering met betrekking tot appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 mei 2006, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 7 september 2004 de WAO-uitkering van appellante met ingang van 8 november 2004 ingetrokken. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door het Uwv ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 25 augustus 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 april 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
Tijdens de zitting op 19 februari 2008 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Kuilenburg. De Raad heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van 30 november 2007 in feite het eerdere besluit van 7 september 2004 intrekt, maar dat appellante niet geheel in haar beroep wordt tegemoetgekomen. Hierdoor wordt het beroep mede geacht te zijn gericht tegen het besluit van 30 november 2007, maar de Raad concludeert dat het procesbelang is komen te vervallen, omdat er geen verzoek om schadevergoeding is gedaan.
De Raad heeft de belastbaarheid van appellante op de datum in geding, 8 november 2004, beoordeeld en komt tot de conclusie dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die het standpunt van appellante kunnen ondersteunen. De Raad oordeelt dat de aanspraken van appellante met een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% niet zijn onderschat. Het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 30 november 2007 wordt ongegrond verklaard. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,- en dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 142,- te vergoeden.