ECLI:NL:CRVB:2008:BC9485

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2640 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding bij betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2008 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 31 oktober 2007, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de verplichting van appellant om griffierecht te betalen, welke niet binnen de gestelde termijn was voldaan. Appellant stelde dat hij het schrijven van de Raad van 15 mei 2007, waarin hij op de betalingsverplichting werd gewezen, niet had ontvangen.

De Raad heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is dat het schrijven onjuist was geadresseerd en dat het niet retour is ontvangen. Bovendien was appellant in het bezit van een ander schrijven van 15 juni 2007, waarin duidelijk werd gemaakt dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. De Raad concludeert dat appellant niet in verzuim is geweest en dat zijn verzet ongegrond is.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van termijnoverschrijding. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Janssen, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2008.

Uitspraak

07/2640 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2007, 06/2798 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 11 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 31 oktober 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 29 februari 2008, waar beide partijen – het Uwv met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij schrijven van 15 mei 2007 is appellant gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Bij aangetekend schrijven van 15 juni 2007 is appellant erop gewezen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
De uitspraak van de Raad van 31 oktober 2007 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de aan appellant gestelde termijn is betaald.
In het verzetschrift heeft appellant aangegeven dat hij het schrijven van de Raad van 15 mei 2007 niet heeft ontvangen.
Hetgeen appellant heeft aangevoerd bevat geen grond op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat van een onjuiste adressering van het schrijven van 15 mei 2007 niet is gebleken en dat voornoemd schrijven niet bij de Raad retour is ontvangen. De Raad weegt daarbij mee dat in het schrijven van 15 juni 2007, waarvan is aangegeven dat appellant dit schrijven wel heeft ontvangen, duidelijk staat vermeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 april 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M. Lochs.
JL