ECLI:NL:CRVB:2008:BD0226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Toeslagaanvraag met terugwerkende kracht en de beoordeling van het recht op toeslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 5 augustus 2005, waarin de rechtbank de aanvraag van appellant voor een toeslag op basis van de Toeslagenwet (TW) heeft afgewezen. Appellant, die sinds 28 maart 1993 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), heeft op 16 oktober 2003 verzocht om een toeslag met terugwerkende kracht, omdat zijn gezinsinkomen door derdenbeslag was gedaald onder het sociaal minimum. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 april 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep van appellant zich beperkt tot de beoordeling van zijn aanspraken op een toeslag ingevolge de TW. Appellant heeft aangevoerd dat zijn WAO-uitkering lager is dan het voor hem geldende sociaal minimum en dat het Uwv ten onrechte heeft aangenomen dat hij alleenstaand is. De Raad heeft echter geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat het recht op toeslag van appellant niet eerder dan per 16 oktober 2002 kon worden vastgesteld, omdat de aanvraag pas op die datum was ingediend. Bovendien heeft de Raad geconcludeerd dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een toeslag, omdat zijn gezinsinkomen boven het voor hem geldende sociaal minimum lag.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier. De Raad heeft benadrukt dat het feit dat de WAO-uitkering van appellant door derdenbeslag lager werd uitbetaald, niet van invloed is op het recht op toeslag, aangezien het Uwv verplicht is om medewerking te verlenen aan het gelegde beslag. Appellant heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen het derdenbeslag, wat zijn situatie verder compliceert.