ECLI:NL:CRVB:2008:BD1492

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1190 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • M.A. Hoogeveen
  • P. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2008 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de eerdere uitspraak van 18 juli 2007, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. Appellant had in zijn verzetschrift van 23 augustus 2007 aangegeven dat hij de acceptgiro van de Raad kwijt was en dat hij zich in zeer moeilijke financiële omstandigheden bevond, wat de reden was voor de late betaling. Tijdens de zitting op 6 februari 2008 waren partijen, waaronder het Uwv, niet verschenen.

De Raad overwoog dat de acceptgirokwijtgeraaktheid en de financiële omstandigheden van appellant niet voldoende waren om de te late betaling van het griffierecht te excuseren. De Raad had appellant eerder in brieven gewezen op de mogelijke consequenties van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Appellant had de verantwoordelijkheid om de Raad tijdig te informeren over zijn betalingsproblemen, maar had dit nagelaten. De Raad concludeerde dat er geen gronden waren om te oordelen dat appellant in verzuim was geweest.

De uitspraak van de Raad bevestigde dat het verzet ongegrond werd verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd genomen door M.A. Hoogeveen, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

07/1190 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 6 februari 2007, 06/4987 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 maart 2008.
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 juli 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 juli 2007 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 6 februari 2008, waar partijen -het Uwv met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 18 juli 2007 berust hierop, dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat het griffierecht niet betaald is.
Het griffierecht is eerst op 13 augustus 2007 ter griffie van de Raad ontvangen.
In het verzetschrift van 23 augustus 2007 heeft appellant de Raad laten weten dat hij de acceptgiro van de Raad kwijt was en dat zeer moeilijke financiële omstandigheden er de oorzaak van waren dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
De Raad ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen gronden om de te late betaling van het griffierecht te excuseren. Daarbij wijst de Raad op de duidelijke bewoordingen van de brieven van 12 maart, verzonden op 15 maart 2007 en 16 april 2007, waarin appellant is gewezen op de mogelijke consequenties van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Indien appellant niet in staat was het verschuldigde griffierecht (tijdig) te voldoen had het op zijn weg gelegen de Raad daaromtrent binnen de in voornoemde brieven genoemde termijnen te berichten. Door niet op deze brieven te reageren heeft appellant het risico genomen dat het hoger beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard.
Ook overigens is de Raad niet gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim is geweest.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.A. Hoogeveen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) P. Boer.
RH