ECLI:NL:CRVB:2008:BD1564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- M.A. Hoogeveen
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van het hoger beroep inzake WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 9 januari 2006. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontzegd had. Het Uwv had in eerdere besluiten, waaronder een besluit van 28 januari 2005, meegedeeld dat appellante per 10 januari 2005 geen recht had op WW-uitkering omdat zij niet voor ten minste de helft van de uren die zij gemiddeld per week werkte werkloos was geworden. Dit besluit werd later door het Uwv gehandhaafd.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van 9 mei 2005 ongegrond verklaard. Appellante betwistte niet dat zij per 10 januari 2005 geen recht had op WW-uitkering, maar wilde met haar hoger beroep uitsluitend een uitspraak verkrijgen over haar recht op uitkering met ingang van 17 januari 2005. De Raad heeft vastgesteld dat er reeds een afzonderlijke uitspraak over deze kwestie zou volgen, waardoor appellante geen procesbelang had bij de beoordeling van het hoger beroep. Daarom verklaarde de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T. Hoogenboom als voorzitter en M.A. Hoogeveen en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing werd in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier uitgesproken in het openbaar.