ECLI:NL:CRVB:2008:BD1880

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1569 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.A. van der Kolk-Severijns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van herhaalde aanvraag bijzondere bijstand voor brillenglazen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2007, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de kosten van vervanging van brillenglazen, welke aanvraag eerder was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 mei 2008 uitspraak gedaan.

De Raad stelt vast dat appellant op 3 februari 2005 een bezwaar had ingediend tegen de afwijzing van zijn aanvraag van 29 oktober 2004. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens diende appellant op 10 maart 2005 een herhaalde aanvraag in, waarbij hij aangaf dat een deel van de kosten door zijn zorgverzekeraar werd vergoed. Het College wees deze aanvraag af, omdat er sprake was van een voorliggende voorziening. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank bevestigde de afwijzing van het College.

In hoger beroep heeft de Raad overwogen dat een bestuursorgaan bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen, maar dat dit niet betekent dat het bestuursorgaan de eerdere afwijzing als een oorspronkelijk besluit kan toetsen. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om het oorspronkelijke besluit te herzien. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond.

De uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2008. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

07/1569 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2007, 05/3488 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 13 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2008. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Mulder, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Bij besluit op bezwaar van 3 februari 2005 - voor zover nog van belang - heeft het College het besluit van 29 oktober 2004 gehandhaafd, in welk besluit de aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van vervanging van brillenglazen van appellant werd afgewezen. Tegen eerst vermeld besluit heeft appellant geen beroep ingesteld.
Op 10 maart 2005 heeft appellant wederom een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in de kosten van vervanging van brillenglazen. Appellant heeft daarbij aangegeven dat Agis Zorgverzekeringen een bedrag van € 115,-- vergoedt, waarna een bedrag van € 169,-- resteert.
Bij besluit van 18 maart 2005 heeft het College de aanvraag van appellant afgewezen op de grond dat sprake is van een voorliggende voorziening. Voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
Bij besluit van 9 juni 2005 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 18 maart 2005 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 9 juni 2005 ongegrond verklaard
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad stelt voorop dat hem uit de stukken is gebleken dat de rechtbank aan appellant in de zaak met het reg.nr. 05/3488 WWB een uitnodiging heeft verzonden om ter zitting van de rechtbank te verschijnen. De door appellant ter zake naar voren gebrachte grief faalt derhalve.
Voorts overweegt de Raad als volgt.
Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd om, na een eerdere afwijzing, een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Bewoordingen en strekking van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan daaraan niet in de weg. Indien het bestuursorgaan met gebruikmaking van deze bevoegdheid de eerdere afwijzing handhaaft, kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. De bestuursrechter dient dan ook het oorspronkelijke besluit tot uitgangspunt te nemen en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien.
Appellant heeft ter ondersteuning van zijn (herhaalde) aanvraag verwezen naar de overgelegde rekening van de opticien van 9 maart 2005 alsmede naar de brief van Agis Verzekeringen van 2 maart 2005.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb alsmede de overwegingen waarop dit oordeel berust. Daarvan uitgaande ziet de Raad geen grond voor het oordeel dat het College niet in redelijkheid tot het besluit van
9 juni 2005 heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of met een algemeen rechtsbeginsel.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.M.A. van der Kolk-Severijns. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2008.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) S.R. Bagga.
AR060508