ECLI:NL:CRVB:2008:BD2231

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/5680 WAO, 07/5681 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Ch. van Voorst
  • M.C.M. van Laar
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake WAO-uitkeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 augustus 2007. Het verzoek is ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, en betreft de uitspraken van de rechtbank Rotterdam die het beroep van verzoeker tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond heeft verklaard. Het verzoek om herziening is gedaan op basis van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tijdens de zitting op 9 april 2008 heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door J.C. Geldof. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoekschrift enkel grieven bevatte die betrekking hebben op de procedure van de eerdere uitspraak, zonder dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen die een herziening zouden rechtvaardigen. De Raad heeft eerder in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.

De Raad heeft geconcludeerd dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

07/5680 WAO en 07/5681 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Verzoeker] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 augustus 2007 (05/4530 + 05/4531 WAO)
in de gedingen tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 augustus 2007 (05/4530 + 05/4531 WAO).
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2008.
Namens verzoeker is verschenen mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Geldof.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak van 21 augustus 2007 heeft de Raad de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2005 (04/795) en 27 juni 2005 (05/130), waarbij het beroep van verzoeker tegen besluiten van het Uwv van 16 februari 2004 en 3 januari 2005 niet-ontvankelijk respectievelijk ongegrond is verklaard, bevestigd.
3. Het verzoekschrift bevat slechts grieven die betrekking hebben op de procedure welke heeft geleid tot voormelde uitspraak van de Raad van 21 augustus 2007, maar bevat niet enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb.
4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 ( LJN: AN7982) is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.C.M. van Laar en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2008.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) R.L. Rijnen.
SSw