ECLI:NL:CRVB:2008:BD5271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens onzorgvuldige voorbereiding en onvoldoende motivering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van J. Milotic tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 14 juli 2006, waarin zijn beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 13 januari 2005 geweigerd om aan appellant een WAO-uitkering toe te kennen, omdat hij bij aanvang van zijn dienstverband op 14 april 2003 al volledig arbeidsongeschikt zou zijn geweest. Appellant, die zich op 6 oktober 2003 ziek meldde met rugklachten, stelde dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onjuist was vastgesteld en dat de medische geschiktheid van de functies onvoldoende was gemotiveerd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beschikbare verzekeringsgeneeskundige gegevens niet overtuigend waren en dat de FML niet op zorgvuldige wijze was vastgesteld. De Raad merkte op dat de verzekeringsarts niet duidelijk had gemaakt hoe de nieuwe hernia, die na de aanvang van de verzekering was vastgesteld, in de FML was verwerkt. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en ontbrak aan een deugdelijke motivering. De Raad vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij ook de aanvullende informatie van appellant in acht genomen moest worden.
De Raad oordeelde verder dat het verzoek van appellant om vergoeding van wettelijke rente niet kon worden toegewezen, omdat er nadere besluitvorming door het Uwv noodzakelijk was. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.314,- bedroegen. De uitspraak werd gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van griffier M. Lochs, op 20 juni 2008.