ECLI:NL:CRVB:2008:BG1565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2687 + 07/2688 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Bolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 3 mei 2007, waarin de rechtbank de besluiten van het Uwv omtrent de WAO-uitkering van appellant heeft beoordeeld. Appellant was eerder als 35 tot 45% arbeidsongeschikt geclassificeerd, maar het Uwv heeft deze classificatie met ingang van 12 juli 2006 ingetrokken, met de stelling dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een gegrondverklaring van zijn bezwaar door het Uwv, maar met een herziening van de uitkering naar 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid.

Tijdens de procedure heeft het Uwv zijn eerdere besluiten gewijzigd, waarbij het opnieuw heeft vastgesteld dat appellant onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het eerste besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd, maar het beroep tegen het tweede besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij door rugklachten en diverse breuken belemmeringen ondervindt in zijn dagelijks functioneren.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische stukken heeft ingediend die de eerder vastgestelde belastbaarheid zouden ondermijnen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De Raad heeft geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/2687 + 07/2688 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 3 mei 2007, 06/1041 en 07/367 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting. Gelet op de verleende toestemming heeft de Raad het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 11 mei 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, met ingang van 12 juli 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% is.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar maakt, welk bezwaar bij besluit van 21 augustus 2006, hierna: bestreden besluit 1, gegrond is verklaard. In dat besluit heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellant op en na 12 juli 2006 onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is te achten, maar dat de uitkering van appellant met ingang van 22 oktober 2006 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
3.1. Hangende het door appellant tegen bestreden besluit 1 ingestelde beroep bij de rechtbank heeft het Uwv bij besluit van 30 maart 2007 (hierna: bestreden besluit 2) bestreden besluit 1 gewijzigd, in die zin dat appellant per 22 oktober 2006 onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt wordt geacht. Aan deze wijziging ligt de uitspraak van de Raad van 2 maart 2007, LJN AZ9652, waarin de maximeringsbepalingen van het Schattingsbesluit onverbindend zijn verklaard, ten grondslag.
3.2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1, onder toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede gericht geacht tegen bestreden besluit 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft tevens een beslissing omtrent vergoeding van het griffierecht gegeven. Het beroep tegen bestreden besluit 2 heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3.3. De rechtbank heeft – kort gezegd – de medische grondslag van bestreden besluit 1 onderschreven en geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn te achten. Gelet echter op het gegeven dat het Uwv heeft erkend dat de toegepaste maximering niet is toegestaan, heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd.
Het beroep tegen bestreden besluit 2 heeft de rechtbank onder verwijzing naar de overwegingen ten aanzien van het medisch en arbeidskundige aspect met betrekking tot bestreden besluit 1 ongegrond verklaard.
4. Appellant heeft in hoger beroep – kort weergegeven – aangevoerd dat hij wegens rugklachten en diverse breuken belemmeringen ondervindt in zijn dagelijks functioneren.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. De Raad kan zich vinden in het hierboven weergegeven oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad merkt hierbij op dat appellant noch in beroep noch in hoger beroep medische stukken in geding heeft gebracht waaruit volgt dat de voor hem vastgestelde belastbaarheid onjuist is.
5.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008.
(get.) H. Bolt.
(get.) Y. van der Zaan-van Arnhem.
TM