ECLI:NL:CRVB:2008:BG5166

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/3679 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • K. Zeilemaker
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2008 uitspraak gedaan over een verzet dat was ingediend door een verzoeker tegen een eerdere uitspraak van 10 december 2007. De verzoeker had een verzoek om herziening ingediend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzetschrift te laat was ingediend. De Raad stelde vast dat de uitspraak van 10 december 2007 op 14 december 2007 aan de verzoeker was verzonden, en dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt. De verzoeker had het verzetschrift gedateerd op 16 februari 2008, maar dit was pas op 26 maart 2008 bij de Raad ontvangen, wat buiten de termijn viel.

De Raad overwoog dat de verzoeker geen argumenten had aangevoerd die konden leiden tot de conclusie dat hij redelijkerwijs niet in verzuim was geweest. De verzoeker had aangevoerd dat de uitspraak in het ongerede was geraakt en dat hij pas begin februari 2008 op de hoogte was geraakt van de uitspraak. De Raad oordeelde echter dat deze reden onvoldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De termijn voor het indienen van een verzetschrift begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak, en de verzoeker had niet op een geloofwaardige manier ontkend dat hij de uitspraak had ontvangen.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het verzet niet-ontvankelijk en bleef de eerdere uitspraak in stand. Tevens werd er geen vergoeding van proceskosten toegekend, omdat er geen termen aanwezig waren om dit te rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met K. Zeilemaker als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

07/3679 MPW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzet van:
[Naam verzoeker], wonende te [woonplaats], Zuid-Afrika (hierna: verzoeker),
tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2007, 07/3679 MPW,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 10 december 2007 heeft de Raad het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van de door de Raad op 15 januari 2004, 02/6515 MPW gegeven uitspraak, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen die uitspraak van 10 december 2007, verzonden op 14 december 2007, heeft verzoeker verzet gedaan bij brief van 16 februari 2008, ingekomen bij de Raad op
26 maart 2008.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 oktober 2008. Partijen zijn daar, met voorafgaand bericht, niet verschenen. De samenstelling van de meervoudige kamer is gewijzigd op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de voorzitter vermeld bij de uitnodiging voor de zitting deel uit maakte van de kamer die uitspraak heeft gedaan op 10 december 2007.
II. OVERWEGINGEN
1. In de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt. Die termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2. Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens stelt de Raad vast dat appellant het verzetschrift te laat heeft ingediend. De uitspraak van 10 december 2007 (hierna: uitspraak waartegen verzet) is op 14 december 2007 aan verzoeker aangetekend verzonden naar het juiste adres en moet dus worden geacht op adequate wijze te zijn bekendgemaakt. Niet is gebleken van een storing in de verzending. De Raad stelt vast dat 26 januari 2008 de laatste dag van de verzetstermijn was. Het verzetschrift, gedateerd op 16 februari 2008 en volgens het poststempel verzonden in maart 2008, is dus niet voor het einde van de termijn bij de Raad ontvangen en ook niet voor het einde van de termijn ter post bezorgd.
3. Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. De Raad is van oordeel dat appellant in het verzetschrift geen argumenten heeft aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat verzoeker redelijkerwijs niet in verzuim is geweest en overweegt daartoe het volgende.
4.1. Bij schrijven van 9 april 2008 is aan verzoeker onder meer gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Verzoeker heeft aangegeven dat de uitspraak waartegen verzet in het ongerede is geraakt. Pas begin februari 2008 vernam hij bij brief van de Raad van 28 januari, waarin hem werd medegedeeld dat er geen verzet was gedaan, over de uitspraak. Hij wijst op de zeer trage bezorging van poststukken in Afrika. Verzoeker meent dat hij, aangezien hij niet op de hoogte was van de uitspraak, niet bij machte was tijdig verzet te doen.
4.2. De Raad oordeelt dat de opgegeven reden onvoldoende is om de termijnoverschrij-ding te passeren. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak is verzonden. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien de geadresseerde de ontvangst op een niet ongeloofwaardige wijze ontkent, hetgeen naar het oordeel van de Raad niet is gebeurd.
5. Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging zouden kunnen vormen voor het verzuim, dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak waartegen verzet in stand.
6. De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en H.R. Geerling-Brouwer als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 november 2008.
(get.) K. Zeilemaker.
(get.) M. van Berlo.
HD