ECLI:NL:CRVB:2009:BG9601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens overlijden appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2009 uitspraak gedaan over de hoger beroepen van wijlen de appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te [woonplaats]. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht van 13 april 2007. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant is overleden en dat er geen erfgenamen zijn die de procedures willen voortzetten. Dit is bevestigd door de advocaat van de appellant, mr. P.H.A. Brauer, die op 23 mei 2008 de Raad op de hoogte heeft gesteld van het overlijden en het ontbreken van erfgenamen.
De Raad heeft vervolgens in de Staatscourant aangekondigd dat het onderzoek ter zitting zou plaatsvinden op 3 december 2008. Tijdens deze zitting is niemand verschenen, wat de Raad ertoe heeft gebracht om te concluderen dat het processuele belang aan de beoordeling van de hoger beroepen is komen te ontvallen. De Raad heeft overwogen dat de overledene geen belang heeft bij de voortzetting van de gedingen en dat er geen belanghebbenden zijn die als partij aan de gedingen willen deelnemen.
Op basis van deze overwegingen heeft de Raad besloten de hoger beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de hoger beroepen niet zijn voortgezet. De uitspraak is gedaan door H. Bolt, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 januari 2009.