ECLI:NL:CRVB:2009:BI2247
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1931 in het voormalige Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag was gebaseerd op gezondheidsklachten die appellante toeschrijft aan haar oorlogservaringen. De aanvraag werd afgewezen door verweerster, die stelde dat appellante weliswaar was getroffen door oorlogsgeweld, maar geen lichamelijk of psychisch letsel had opgelopen dat leidde tot blijvende invaliditeit volgens de Wet.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en op 16 april 2009 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 5 maart 2009 was appellante niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De Raad heeft de argumenten van appellante en de medische adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad in overweging genomen. Deze adviezen gaven aan dat de psychische klachten van appellante, zoals nachtmerries en huilbuien, niet leidden tot blijvende invaliditeit. Ook de lichamelijke klachten konden niet worden gekoppeld aan het oorlogsgeweld.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit van verweerster deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. Er waren geen aanwijzingen dat de medische adviezen onjuist waren of dat de beperkingen van appellante waren onderschat. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van griffier I. Mos, en openbaar uitgesproken op 16 april 2009.