ECLI:NL:CRVB:2009:BI3022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsgeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een ZW-uitkering aan appellante, die eerder werkzaam was als administratief medewerkster. Appellante is op 3 juni 1996 uitgevallen met psychische klachten en ontving tot 15 mei 2003 een WAO-uitkering, die werd ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Na deze intrekking ontving zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Op 8 mei 2006 meldde appellante zich opnieuw ziek. De verzekeringsarts concludeerde op 8 augustus 2006 dat zij per 9 augustus 2006 weer geschikt was voor de functies die eerder waren geselecteerd. Het Uwv weigerde daarop een ZW-uitkering te verstrekken, wat leidde tot bezwaar en een daaropvolgende rechtszaak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv onterecht is uitgegaan van de WAO-functies bij de beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van appellante. De Raad stelt vast dat onder 'zijn arbeid' niet de geselecteerde WAO-functies, maar het werk van administratief medewerker dat appellante vóór haar uitval verrichtte, moet worden verstaan. De Raad vernietigt het bestreden besluit van het Uwv, omdat dit niet voldoende is gemotiveerd en in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad oordeelt verder dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die in totaal € 1.932,- bedragen. Ook wordt bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 106,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.S.E. Wulffraat-van Dijk, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2009.