ECLI:NL:CRVB:2009:BI3030

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5508 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAZ-uitkering en voldoende medische grondslag voor arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAZ-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen van appellant correct had overgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Echter, de rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv omdat de motivering van de geschiktheid van de functies pas in beroep was gegeven. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen niet volledig in de FML zijn opgenomen en dat hij ongeschikt is voor de aangeboden functies, met name vanwege zijn beperking ten aanzien van beroepsmatig autorijden.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld over de medische grondslag van de schatting. De Raad stelde vast dat de functie van verkoper groothandel, waarvoor beroepsmatig autorijden vereist is, niet aan de schatting ten grondslag gelegd kon worden. Dit leidde tot de conclusie dat er minder dan drie verschillende functies ten grondslag lagen aan de schatting, waardoor het bestreden besluit niet voldoende arbeidskundige grondslag had.

De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,- bedroegen. De Raad gaf aan dat het Uwv een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, waarbij ook de vraag van schadevergoeding en wettelijke rente in overweging genomen moest worden.

Uitspraak

07/5508 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 8 augustus 2007, 05/105 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft K. Abel, werkzaam bij Juricon Adviesgroep B.V. te Assen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 20 maart 2009 plaatsgevonden, waar namens appellant is verschenen, J.L. Beukema, kantoorgenoot van Abel. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 20 april 2005 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, met ingang van 30 april 2004 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
45 tot 55%.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen, zoals aangegeven door de door rechtbank ingeschakelde deskundige neuroloog H. Baan, correct en volledig in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft overgenomen. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen, maar heeft het besluit onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen. Dit omdat de motivering van de geschiktheid van de geduide functies pas in beroep is gegeven met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige.
3. In hoger beroep is - kort samengevat - aangevoerd dat de beperkingen, die de voormelde deskundige Baan heeft vastgesteld, niet in de FML zijn overgenomen. Voorts is gesteld dat appellant op basis van verschillende beperkingen ongeschikt is voor de voorgehouden arbeid en dat met zijn beperking ten aanzien van beroepsmatig autorijden geen rekening is gehouden.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag van de schatting. Nu appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat met verdergaande beperkingen in de FML rekening gehouden dient te worden, is ook naar het oordeel van de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit juist te achten.
5. Voor wat betreft het arbeidskundige gedeelte van de schatting, stelt de Raad vast dat bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is aangegeven dat langdurig dan wel beroepsmatig autorijden voor appellant niet passend is. Dit betekent dat de functie verkoper groothandel (Sbc-code 317012) onder functienaam vertegenwoordiger dag/weekblad (functienummer 2721-0069-002) niet aan de schatting ten grondslag gelegd kan worden omdat hiervoor beroepsmatig autorijden is vereist. Dit betekent dat deze Sbc-code niet aan de schatting ten grondslag gelegd kan worden omdat deze met onvoldoende arbeidsplaatsen is gevuld. Een en ander betekent tevens dat aan de schatting minder dan drie verschillende functies ten grondslag liggen, waardoor het bestreden besluit een voldoende arbeidskundige grondslag ontbeert.
6. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het inleidend beroep is gegrond en het bestreden besluit kan niet in stand blijven.
7.1. Met betrekking tot de door appellant gevraagde schadevergoeding (wettelijke rente) overweegt de Raad dat dit verzoek thans niet voor toewijzing in aanmerking komt, omdat nadere besluitvorming door het Uwv noodzakelijk is en de Raad onvoldoende inzicht heeft in de omvang van de door het bestreden besluit geleden renteschade. Het Uwv zal bij zijn nadere besluitvorming tevens aandacht dienen te besteden aan de vraag of en, zo ja, in hoeverre er termen zijn om renteschade te vergoeden.
7.2. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- in beroep en € 644,- in hoger beroep, in totaal € 1.288,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.288,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellant betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2009.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) R.L. Rijnen.
CVG