ECLI:NL:CRVB:2009:BI3556

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5950 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 mei 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.C. Weijsenfeld, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 4 mei 2007, waarin zijn uitkering per 20 mei 2007 werd herzien van 80-100% naar 15-25% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop hij in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 27 maart 2009 heeft de Raad de argumenten van appellant gehoord, waaronder dat zijn psychische klachten niet adequaat waren meegenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst. De Raad heeft echter geconcludeerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. Er waren geen aanwijzingen dat de medische situatie van appellant op de datum in geding was onderschat. De Raad heeft vastgesteld dat appellant tijdens eerdere onderzoeken geen psychische klachten heeft gemeld en dat er geen bewijs was van behandeling voor deze klachten op het moment van de herziening.

De Raad heeft geen redenen gevonden om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen en heeft geoordeeld dat de functies die aan appellant zijn voorgelegd passend zijn. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met A.C. Palmboom als griffier.

Uitspraak

07/5950 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2007, 07/3325 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn aanvullende stukken overgelegd, waarop het Uwv een reactie heeft ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2009, waar namens appellant is verschenen mr. W.G. Fischer, kantoorgenoot van mr. Weijsenfeld, voornoemd. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A. Sowka.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. In geding is het besluit van 4 mei 2007, waarbij het Uwv gegrond heeft verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 november 2006. Met dat besluit heeft het Uwv bepaald dat de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 6 november 2006 onveranderd berekend blijft naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en dat deze WAO-uitkering per 20 mei 2007 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst geen rekening is gehouden met zijn psychische klachten. Ter ondersteuning hiervan is informatie van zijn huisarts overgelegd. Voorts is gesteld dat de functie van parkeerwachter ongeschikt is voor hem vanwege de bijzondere belasting op het aspect ‘omgaan met conflicten’. Hierdoor blijven er onvoldoende functies over voor de schatting.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek vanwege het Uwv zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellant vastgestelde beperkingen. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat appellant zowel in de primaire fase als in bezwaar is onderzocht, dat appellant tijdens die onderzoeken en op hoorzitting geen psychische klachten heeft gemeld en dat evenmin is gebleken van een behandeling voor deze klachten ten tijde van de datum hier in geding. Hetgeen appellant middels informatie van zijn huisarts heeft aangevoerd met betrekking tot zijn psychische gezondheidstoestand biedt naar het oordeel van de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de stelling dat de medische situatie op de datum in geding is onderschat.
4.2. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellant juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellant.
4.3. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2009.
(get.) A.T. de Kwaasteniet.
(get.) A.C. Palmboom.
KR