ECLI:NL:CRVB:2009:BI3738
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van voldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld op 13 september 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 mei 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep van appellante werd verworpen. De Raad oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op juiste gronden de WIA-uitkering heeft geweigerd. De verzekeringsarts A.J.M. Vellinga had in zijn rapport van 16 juni 2006 geconcludeerd dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid, omdat er geen objectiveerbare klachten waren. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na heroverweging door bezwaarverzekeringsarts P.A.E.M. Hofmans.
De rechtbank Leeuwarden had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er sprake was van een voldoende zorgvuldig medisch onderzoek. Appellante had in hoger beroep verzocht om een deskundige te benoemen, maar de Raad oordeelde dat dit verzoek niet ingewilligd kon worden. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om medische informatie te overleggen die haar standpunt zou ondersteunen, maar dat zij dit had nagelaten. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd om de WIA-uitkering toe te kennen, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan door Ch. van Voorst, met A.L. de Gier als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2009.