ECLI:NL:CRVB:2009:BI3817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- T. Hoogenboom
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en de toepassing van het Schattingsbesluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een WIA-uitkering had aangevraagd na arbeidsongeschiktheid. Appellante, die op 8 januari 2004 uitviel voor haar werk als maatschappelijk werkster, had haar werkzaamheden in beperkte mate hervat. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 10 november 2005, werd haar door het Uwv medegedeeld dat zij geen recht had op een uitkering, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit was gebaseerd op een praktische schatting van haar verdiencapaciteit, wat leidde tot een inkomensverlies van 28,58%. Appellante ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep betoogde appellante dat de rechtbank ten onrechte het bestreden besluit in stand had gelaten. Zij stelde dat de Wet WIA uitgaat van een theoretische schatting van het verdienvermogen, en dat de praktische schatting in haar geval niet recht deed aan de strekking van de wet. De Raad overwoog dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid op medische gronden moet plaatsvinden en dat de regels van het Schattingsbesluit, waaronder artikel 9, aanhef en onder h, niet in strijd zijn met de Wet WIA. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellante niet opgingen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad oordeelde dat het niet aan de bestuursrechter is om te bepalen of de bepalingen van het Schattingsbesluit bijdragen aan de doelstellingen van de Wet WIA. De verwijzing van appellante naar andere artikelen van de Wet WIA, zoals artikel 56, werd eveneens verworpen, omdat deze niet van toepassing waren op haar situatie. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. Bolt als voorzitter, en de proceskosten werden niet toegewezen.