ECLI:NL:CRVB:2009:BI4027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.M. van de Kerkhof
- I.R.A. van Raaij
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving sinds 18 september 2000 een WAO-uitkering, maar na een heronderzoek in 2006 concludeerde het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was, wat leidde tot de intrekking van de uitkering per 3 augustus 2006. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde het besluit van het Uwv, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er voldoende medische grondslag is voor de intrekking van de uitkering. De Raad onderschrijft de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts en de rechtbank, die geen reden zagen om te twijfelen aan de vastgestelde medische beperkingen van appellant. De Raad concludeert dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellant, ondanks zijn klachten. De Raad vindt dat de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige voldoende toelichting biedt op de geschiktheid van de geselecteerde functies.
Uiteindelijk bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 mei 2009, na een zitting op 1 april 2009, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.L.J. Schilt-Thissen, en het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. F.A. Steeman.