ECLI:NL:CRVB:2009:BI4796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- C.P.M. van de Kerkhof
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de ongewijzigde vaststelling van de WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die het bezwaar van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had op 24 februari 2006 vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, ongewijzigd bleef op 15 tot 25%. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar aangetekend, wat door het Uwv op 14 juli 2006 werd afgewezen. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de geschiktheid van appellant voor de geduide functies.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn eerdere argumenten, met name dat zijn psychische beperkingen zijn onderschat en dat de functies die hem zijn voorgehouden medisch niet passend zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft echter, net als de rechtbank, geen redenen gevonden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek dat door het Uwv is uitgevoerd. De Raad concludeert dat er geen voldoende objectieve medische aanknopingspunten zijn om de opvatting van appellant te ondersteunen dat zijn beperkingen niet adequaat zijn erkend door de verzekeringsartsen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de medische gegevens, waaronder een brief van appellants behandelend psychiater, geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere conclusies van het Uwv ondermijnen. De Raad ziet geen reden om de geschiktheid van appellant voor de hem geduide functies in twijfel te trekken en bevestigt derhalve de aangevallen uitspraak.