ECLI:NL:CRVB:2009:BI4845

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6691 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op 7 april 2006, waarbij het Uwv stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 6 juni 2006 minder dan 15% was. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond bij besluit van 11 oktober 2006. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellant voerde in hoger beroep aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd en dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 mei 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische feiten had aangevoerd die voldoende aanknopingspunten boden voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de medische grondslag van het besluit voldoende was gemotiveerd. De Raad concludeerde dat, uitgaande van de juiste vaststelling van de medische beperkingen, er geen reden was om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies die aan appellant waren voorgehouden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

De uitspraak werd gedaan door H. Bolt als voorzitter, met C.P.M. van de Kerkhof en H. Bedee als leden. M.D.F. de Moor fungeerde als griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 20 mei 2009.

Uitspraak

07/6691 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 oktober 2007, 06/9271
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C. Mens, advocaat te Hoofddorp, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2009. Voor appellant is verschenen mr. Mens. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. Snijders.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 7 april 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 6 juni 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 oktober 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de medische grondslag van het bestreden besluit en heeft ter zake van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overwogen dat deze in beroep door het Uwv alsnog van een voldoende motivering is voorzien.
4. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd - kort weergegeven - dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat hij veel meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen.
5. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Door appellant zijn in hoger beroep geen nieuwe medische feiten aangevoerd die voldoende aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Ook wat betreft het herhaalde beroep van appellant op de verklaringen van diens behandelend psychiater onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank.
6. Uitgaande van de juiste vaststelling van de medische beperkingen heeft de Raad geen reden gezien voor twijfel aan de geschiktheid in medisch opzicht van de functies, zoals die aan appellant zijn voorgehouden.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en C.P.M. van de Kerkhof en
H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2009.
(get.) H. Bolt.
(get.) M.D.F. de Moor.
GdJ