ECLI:NL:CRVB:2009:BI4887

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3493 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv. De intrekking vond plaats op 20 november 2005, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante volgens het Uwv minder dan 15% was. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De rechtbank baseerde haar oordeel op het rapport van de ingeschakelde deskundige, cardioloog J.C.L. Wesdorp, die de medische grondslag van het besluit onderschreef.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij door hart- en psychische klachten niet in staat is de haar voorgehouden functies te vervullen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die de eerdere oordelen zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat, uitgaande van een juiste vaststelling van de medische beperkingen, appellante in staat moet worden geacht de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de haar voorgehouden functies. Het Uwv heeft, zij het pas in beroep, de geschiktheid van deze functies voldoende gemotiveerd.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H. Bolt als voorzitter en T. Hoogenboom en H. Bedee als leden, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2009.

Uitspraak

08/3493 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 29 april 2008, 06/2555
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 6 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Enkhuizen, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 augustus 2008, met bijlagen, heeft appellante haar grieven aangevuld en bij brief van 18 maart 2009 heeft appellante nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Deijkers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F.J.A. Jennekens.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 21 september 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 20 november 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 3 augustus 2006 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 3 augustus 2006, hierna: het bestreden besluit, gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft voorts beslissingen gegeven over de proceskosten en het griffierecht. Zij heeft de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de conclusies in het rapport van 26 juli 2007 van de deskundige, cardioloog J.C.L. Wesdorp, die op verzoek van de rechtbank appellante heeft onderzocht. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv de door het Claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) gegenereerde signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid van appellante eerst in beroep van een genoegzame motivering heeft voorzien.
4. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd, kort weergegeven, dat zij vanwege hartklachten en psychische klachten de haar door het Uwv voorgehouden functies niet kan verrichten. Zij heeft daartoe onder meer verwezen naar een rapport van 30 juni 2008 van vasculair-arts drs. E.H. Kohinor en naar een brief van haar huisarts van 27 mei 2008.
5. De Raad overweegt het volgende.
5.1. De Raad onderschrijft hetgeen de rechtbank heeft overwogen over de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank heeft terecht de bevindingen en conclusies van de door haar ingeschakelde deskundige gevolgd. In hoger beroep heeft appellante geen medische informatie ingebracht die de Raad doet twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank. De brief van de huisarts, die een verwijzing inhoudt voor nader onderzoek, bevat geen andere informatie dan waarmee de deskundige Wesdorp en de verzekeringsartsen van het Uwv in hun beoordelingen reeds rekening hebben gehouden. In de rapportage van vasculair-arts drs. Kohinor wordt er weliswaar melding van gemaakt dat het denkbaar is dat de klachten het dagelijks functioneren van appellante kunnen belemmeren, maar deze arts meldt tevens dat het om een subjectieve beleving gaat en dat de afwijking van appellante geen lichamelijke beperking met zich brengt. De Raad kan zich verenigen met hetgeen bezwaarverzekeringsarts A.M.M. Moons van het Uwv in diens rapportage van 2 september 2008 naar aanleiding van de bevindingen van Kohinor heeft gesteld. Hetgeen appellante overigens, onder meer ter zitting, heeft betoogd, heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
5.2. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de Raad van oordeel dat, uitgaande van een juiste vaststelling van de medische beperkingen, appellante in staat moet worden geacht de werkzaamheden te verrichten die behoren bij de haar voorgehouden functies. De Raad stelt vast dat het Uwv, zij het eerst in beroep, de geschiktheid van deze functies van een genoegzame motivering heeft voorzien.
6. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, komt voor bevestiging in aanmerking.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en T. Hoogenboom en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2009.
(get.) H. Bolt.
(get.) R.L. Rijnen.
CVG