ECLI:NL:CRVB:2009:BI5130
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 9 juni 2008 het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had bij besluit van 18 januari 2007 geweigerd om appellant een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen, omdat hij na afloop van de voor hem geldende wachttijd op 27 juni 2006 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2009 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 10 april 2009 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. van der Giesen. Het Uwv werd vertegenwoordigd door A.W.G. Determan. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn gevonden om de vastgestelde belastbaarheid van appellant onjuist te achten. De schatting van de belastbaarheid is gebaseerd op de functies van samensteller metaalwaren, productiemedewerker en inpakker, en de Raad oordeelt dat deze functies in overeenstemming zijn met de vastgestelde belastbaarheid van appellant.
De Raad bevestigt de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet kan slagen. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en appellant blijft zonder WIA-uitkering.