ECLI:NL:CRVB:2009:BI5976

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2007 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in 1990 ziek werd gemeld met handklachten. Na een auto-ongeluk in 2002 werd zijn uitkering vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling door het Uwv in 2005, werd de uitkering herzien naar 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een gegrondverklaring van zijn bezwaar en een herziening van de uitkering naar 25 tot 35% in 2006. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv, terwijl de rechtsgevolgen in stand werden gelaten. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 1 april 2009 was appellant afwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J. Gerritsen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de beperkingen zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De Raad bevestigde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd had aangegeven waarom de informatie van de neuroloog Van Landegem niet leidde tot een wijziging van het oordeel over de fysieke beperkingen van appellant.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad zag geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De uitspraak werd gedaan door C.P.M. van de Kerkhof, in tegenwoordigheid van griffier I.R.A. van Raaij, op 13 mei 2009.

Uitspraak

07/2007 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 22 februari 2007, 06/583 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft A.G.B. Bergenhenegouwen, medewerkster van ARAG-Nederland te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2009, waar appellant met voorafgaande kennisgeving niet is verschenen en waar het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door M.J. Gerritsen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Nadat appellant, die werkzaam was als buschauffeur zich in 1990 ziek had gemeld met handklachten, is hem na afloop van de wachttijd een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Deze uitkering werd in verband met de gevolgen van een auto-ongeval, dat appellant is overkomen, vanaf 7 januari 2002 berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Nadat in het kader van een herbeoordeling medisch en arbeidskundig onderzoek had plaatsgevonden heeft het Uwv bij besluit van 24 augustus 2005 de uitkering is herzien naar de klasse 15 tot 25% met ingang van 25 oktober 2005. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. In de bezwarenprocedure heeft de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast. Vervolgens heeft de bezwaararbeidsdeskundige rapport uitgebracht. Het Uwv heeft bij besluit van 29 maart 2006 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 augustus 2005 gegrond verklaard, dit besluit herroepen en de uitkering per 3 mei 2006 herzien en berekend naar de klasse 25 tot 35%.
3.1. Tegen het besluit van 29 maart 2006, hierna: het bestreden besluit, heeft appellant beroep bij de rechtbank ingesteld.
3.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan geheel in stand gelaten. De rechtbank heeft voorts bepalingen gegeven over de vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft, kort gezegd, de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven, maar zag in de omstandigheid dat het Uwv pas in de beroepsfase een toereikende motivering heeft gegeven van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit aanleiding het besluit te vernietigen met het geheel in stand laten van de rechtsgevolgen.
4.1. Appellant kan zich met de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten, niet verenigen. Hij is van mening dat in het bijzonder de beperkingen die het gevolg zijn van zijn whiplash zijn onderschat. Hij heeft ter ondersteuning van zijn standpunt een verslag van 12 juli 2006 van de neuroloog dr. W. van Landegem overgelegd. Appellant heeft wat betreft de arbeidskundige kant van de zaak verwezen naar de grieven die hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd.
4.2. Het Uwv heeft in verweer verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Voorts heeft het Uwv een commentaar van de bezwaarverzekeringsarts van 15 april 2008 op de informatie van de neuroloog Van Landegem ingezonden.
5. De Raad overweegt als volgt.
5.1. Met de rechtbank en met overneming van de in de aangevallen uitspraak aangegeven overwegingen is de Raad van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid van de in de FML van 14 februari 2006 weergegeven beperkingen van appellant. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn commentaar van 15 april 2008 gemotiveerd aangegeven waarom de informatie van de neuroloog Van Landegem niet leidt tot een wijziging van zijn oordeel. Kern daarvan is dat het standpunt van het Uwv dat geen ernstige fysieke beperkingen aan de orde zijn door de bevindingen van Van Landegem wordt bevestigd. Van de zijde van appellant is dit commentaar van de bezwaarverzekeringsarts niet weersproken.
5.2. Ook met het oordeel en de overwegingen van de rechtbank omtrent de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit kan de Raad zich verenigen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 24 maart 2006 alle door appellant naar voren gebrachte grieven omtrent de geschiktheid van de functies besproken. Verder is met de rapportage van 28 november 2006 nog een nadere toelichting gegeven op geschiktheid van de functies, die van de zijde van appellant niet is bestreden.
6. Hetgeen in 5.1 en 5.2 is overwogen leidt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak bevestigd moet worden.
7. De Raad ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.M. van de Kerkhof. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009.
(get.) C.P.M. van de Kerkhof.
(get.) I.R.A. van Raaij.
KR