ECLI:NL:CRVB:2009:BI6710

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4842 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die zich op 12 juli 2004 ziek meldde wegens psychische klachten en later neurologische klachten ontwikkelde, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had in zijn besluit van 7 november 2006 vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, en had de aanvraag om een uitkering afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en bevestigde de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv.

Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2009, was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M. Florijn. De Raad overwoog dat de bevindingen van de verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante niet onjuist waren. De Raad nam daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts op basis van eigen onderzoek en medische informatie van behandelend artsen een aantal arbeidsbeperkingen had vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts had deze inschatting bevestigd na het inwinnen van nadere informatie.

De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de belastbaarheid van appellante in een ander licht zouden stellen. Ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit werd door de Raad onderschreven. De geselecteerde functies werden als passend voor appellante beschouwd, en de Raad vond de toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige afdoende. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit berustte op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag, en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/4842 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 juli 2007, 06/4313 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft, mr. J. Heek, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2009. Appellante noch haar gemachtigde is – met voorafgaand bericht – verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Florijn.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante, die laatstelijk werkzaam was als productiemedewerkster, heeft zich op 12 juli 2004 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld wegens psychische klachten. Nadien heeft zij daarnaast neurologische klachten gekregen.
2.1. Het inleidende beroep richtte zich tegen het besluit van het Uwv van 7 november 2006 (hierna: het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 6 juli 2006, strekkende tot de weigering van een uitkering aan appellante ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 10 juli 2006 omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. Namens appellante is voor wat betreft de medische grondslag van het besluit verwezen naar de eerdere bezwaar- en beroepsgronden. Appellante blijft van mening dat bij de opstelling van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening is gehouden met haar neurologische klachten. Met name kampt appellante met klachten van duizeligheid en concentratieproblemen, waardoor zij de controle over haar bewegings-apparaat van tijd tot tijd verliest. Ter ondersteuning hiervan is verwezen naar de overlegde informatie van haar behandelend neuroloog. Namens appellante is voorts betoogd dat ook met de nadere arbeidskundige toelichtingen de geschiktheid van de functies niet is gebleken.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Wat betreft het medische aspect ziet de Raad evenals de rechtbank geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de verzekeringsarts op basis van eigen onderzoek en medische informatie van drs. M.A.T. Poslavsky, psycholoog, en C. Jansen neuroloog, een aantal arbeidsbeperkingen voor appellante heeft geformuleerd en deze heeft opgenomen in de FML van 12 mei 2006. Bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal heeft, na nog nadere informatie te hebben ingewonnen bij de behandelend neuroloog, ingestemd met deze inschatting van mogelijkheden van appellante. Omwille van de duidelijkheid met betrekking tot het item “concentreren van de aandacht” heeft hij, blijkens zijn rapport van 2 februari 2007, op 6 februari 2007 de FML aangepast met een extra beperking op item 1:8 “overige beperkingen in het persoonlijk functioneren”. Nu geen nadere medische gegevens zijn ingebracht die een ander licht werpen op de belastbaarheid van appellante is de Raad dan ook niet tot de conclusie kunnen komen dat het Uwv de beperkingen van appellante heeft onderschat.
4.3. De Raad heeft zich ook kunnen verenigen met de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante. Dat, zoals betoogd namens appellante, de geschiktheid van de functies te categoraal zijn toegelicht kan de Raad niet onderschrijven. Bezwaararbeidsdeskundige R. Stroband heeft in zijn rapporten van 7 november 2006 en van 8 april 2009 naar het oordeel van de Raad afdoende toegelicht waarom de geselecteerde functies recht doen aan de arbeidsmogelijkheden zoals opgenomen in de FML van 12 mei 2006.
4.4. Tenslotte overweegt de Raad dat van de zijde van het Uwv ter zitting is aangegeven dat appellante sedert 29 april 2007 is uitgevallen met ernstige hartklachten. Nu deze klachten van geheel andere aard zijn dan de klachten op de datum thans in geschil, komt de Raad tot de conclusie dat het bestreden besluit berust op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, uitgesproken in het openbaar op
29 mei 2009.
(get.) A.T. de Kwaasteniet.
(get.) J.M. Tason Avila.
TM