ECLI:NL:CRVB:2009:BI6710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.T. de Kwaasteniet
- J.M. Tason Avila
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante, die zich op 12 juli 2004 ziek meldde wegens psychische klachten en later neurologische klachten ontwikkelde, had een uitkering aangevraagd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had in zijn besluit van 7 november 2006 vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, en had de aanvraag om een uitkering afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, en bevestigde de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv.
Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2009, was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M. Florijn. De Raad overwoog dat de bevindingen van de verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellante niet onjuist waren. De Raad nam daarbij in aanmerking dat de verzekeringsarts op basis van eigen onderzoek en medische informatie van behandelend artsen een aantal arbeidsbeperkingen had vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts had deze inschatting bevestigd na het inwinnen van nadere informatie.
De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de belastbaarheid van appellante in een ander licht zouden stellen. Ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit werd door de Raad onderschreven. De geselecteerde functies werden als passend voor appellante beschouwd, en de Raad vond de toelichting van de bezwaararbeidsdeskundige afdoende. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit berustte op een voldoende medische en arbeidskundige grondslag, en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling.