ECLI:NL:CRVB:2009:BI6995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Beoordeling recht op ziekengeld ingevolge de Ziektewet na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op ziekengeld van appellant ingevolge de Ziektewet (ZW). Appellant, die sinds 15 september 2006 als grondwerker werkzaam was, meldde zich op 27 december 2006 ziek met rug- en handklachten. Na verschillende onderzoeken door een Ziektewet-arts, concludeerde deze op 30 april 2007 dat appellant hersteld was en geen recht meer had op ziekengeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigde deze beslissing na een heroverweging van het bezwaar van appellant. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er geen medische redenen waren om aan de eerdere beoordeling te twijfelen, en dat de klachten van appellant als reactief moesten worden beschouwd op het zware werk dat hij verrichtte.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, en oordeelde dat er een zorgvuldig onderzoek had plaatsgevonden. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn klachten niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling. Hij stelde dat hij door zijn aandoeningen niet in staat was om zijn werk als grondwerker te verrichten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, en oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv adequaat was gemotiveerd. Appellant had zijn stellingen niet met voldoende medische gegevens onderbouwd, en de Raad zag geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit terecht was genomen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 3 juni 2009.