ECLI:NL:CRVB:2009:BI6995

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2976 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.C.M. van Laar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling recht op ziekengeld ingevolge de Ziektewet na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op ziekengeld van appellant ingevolge de Ziektewet (ZW). Appellant, die sinds 15 september 2006 als grondwerker werkzaam was, meldde zich op 27 december 2006 ziek met rug- en handklachten. Na verschillende onderzoeken door een Ziektewet-arts, concludeerde deze op 30 april 2007 dat appellant hersteld was en geen recht meer had op ziekengeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigde deze beslissing na een heroverweging van het bezwaar van appellant. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er geen medische redenen waren om aan de eerdere beoordeling te twijfelen, en dat de klachten van appellant als reactief moesten worden beschouwd op het zware werk dat hij verrichtte.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, en oordeelde dat er een zorgvuldig onderzoek had plaatsgevonden. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn klachten niet voldoende waren meegenomen in de beoordeling. Hij stelde dat hij door zijn aandoeningen niet in staat was om zijn werk als grondwerker te verrichten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, en oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv adequaat was gemotiveerd. Appellant had zijn stellingen niet met voldoende medische gegevens onderbouwd, en de Raad zag geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.

De Raad concludeerde dat het bestreden besluit terecht was genomen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 3 juni 2009.

Uitspraak

08/2976 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 april 2008, 07/5744 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.P.C.M. van Es, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.W.G. Determan.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was sedert 15 september 2006 via een uitzendbureau werkzaam als grondwerker. Per 27 december 2006 heeft hij zich ziek gemeld met rug- en handklachten. Op 13 maart 2007 en op 23 april 2007 is hij op het spreekuur door de Ziektewet-arts gezien en onderzocht. Op 23 april 2007 heeft de arts overwogen dat appellant zich had ziek gemeld met thoracale rugklachten die zeer waarschijnlijk van myogene origine zijn. De handen kon hij weer goed gebruiken. De arts verklaarde appellant hersteld voor zijn arbeid. Bij besluit van 24 april 2007 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat hij met ingang van 30 april 2007 geen recht meer had op ziekengeld ingevolge de Ziektewet (ZW) omdat hij toen weer in staat was te werken.
1.2. Bij besluit van 21 juni 2007 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 april 2007, na een heroverweging door de bezwaarverzekeringsarts, ongegrond verklaard. De bezwaarverzekeringsarts heeft blijkens zijn rapport van 15 juni 2007 van appellant vernomen dat bij röntgenonderzoek aan de rug geen afwijkingen waren gevonden. Het lichamelijk onderzoek leidde tot de conclusie dat sprake was van spierklachten die als reactief waren te beschouwen op het zware grondwerk dat appellant op 15 september 2006 voor het eerst was gaan verrichten. De bezwaarverzekeringsarts onderschreef de medische onderbouwing van het primaire besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een volledig en voldoende zorgvuldig onderzoek plaatsgevonden en hebben de verzekeringsartsen hun medisch oordeel in de rapportages naar behoren gemotiveerd. Appellant heeft zijn stelling dat het om meer dan alleen spierklachten ging volgens de rechtbank niet nader onderbouwd en ook geen medische informatie in het geding gebracht op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van de beoordeling door de verzekeringsartsen.
3. Appellant heeft in hoger beroep tegen die uitspraak, kort samengevat, aangevoerd dat hij gezien zijn beperkingen, die worden veroorzaakt door ziekte of gebrek, niet in staat was zijn eerdere werk te verrichten. Hij was voor zijn klachten onder behandeling bij zijn huisarts en bij een fysiotherapeut. De bezwaarverzekeringsarts heeft volgens appellant in onvoldoende mate rekening gehouden met de aard en ernst van zijn aandoeningen en de daaruit voorvloeiende beperkingen. De rug- en schouderklachten waren volgens appellant op 30 april 2007 nog niet verminderd. Gelet op die klachten was het zeer zwaar rugbelastende werk van grondwerker te belastend voor hem. Appellant verwees naar de op 9 april 2009 ingebrachte brief van zijn huisarts van 25 maart 2008. Daarop heeft het Uwv gereageerd met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 20 april 2009.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld. Onder “zijn arbeid” wordt verstaan het laatstelijk voor de aanvang van de ongeschiktheid feitelijk verrichte werk.
4.3. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek ten grondslag ligt. In de rapportages van die onderzoeken, in hun samenhang bezien, is naar het oordeel van de Raad adequaat gemotiveerd waarom appellant per 30 april 2007 geen recht meer heeft op ziekengeld ingevolge de ZW. Appellant heeft zijn stelling dat hij op 30 april 2007 nog ongeschikt in de zin van de ZW was voor zijn arbeid als grondwerker niet met medische gegevens weten te onderbouwen. De bezwaarverzekeringsarts heeft in het rapport van 20 april 2009 gemotiveerd uiteengezet dat de gegevens van de huisarts geen afbreuk doen aan de medische motivering van het bestreden besluit. De beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts van de inlichtingen van de huisarts komt de Raad niet onjuist voor. De Raad ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
4.4. Uit hetgeen onder 4.3 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009.
(get.) M.C.M. van Laar.
(get.) E.M. de Bree.
CVG