ECLI:NL:CRVB:2009:BI7140

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-77 WSW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.G. Treffers
  • K. Zeilemaker
  • J.Th. Wolleswinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de afwijzing van een verzoek om herindicatie in het kader van de Wet sociale werkvoorziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 november 2007, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ongegrond werd verklaard. Appellant had eerder een indicatie gekregen als behorend tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), maar zijn verzoek om herindicatie werd afgewezen. De Raad van bestuur oordeelde dat appellant in staat werd geacht passende arbeid te verrichten met noodzakelijke aanpassingen buiten de Wsw.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 mei 2009 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 9 april 2009 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de Raad van bestuur werd vertegenwoordigd door een medewerker van de Centrale organisatie werk en inkomen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder een rapport van 16 december 2005 waarin de beperkingen van appellant zijn vastgelegd. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht oordeelde dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat de functies die door de arbeidsdeskundige zijn geselecteerd, geschikt zijn voor appellant.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.B. de Gooijer.

Uitspraak

08/77 WSW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 19 november 2007, 06/5400 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen als rechtsopvolger van de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: raad van bestuur)
Datum uitspraak: 20 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De raad van bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door T.M. van Hemert, advocaat te Leiden. De raad van bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door R.K. Nai Chung Tong, werkzaam bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI).
II. OVERWEGINGEN
1. Met ingang van 1 januari 2009 is krachtens de Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering, Stb. 2008, 600, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de plaats getreden van de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: CWI). Waar in deze uitspraak sprake is van raad van bestuur, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de Raad van bestuur CWI.
2. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2.1. Bij besluit van 23 september 2003 is appellant een indicatie verleend als behorend tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), welke indicatie geldig was tot 23 september 2006. Appellant was toen al geruime tijd werkzaam bij De Zijl Bedrijven te Leiden, een bedrijf voor sociale werkvoorziening.
2.2. In juli 2005 is voor appellant een herindicatie op grond van de Wsw gevraagd. Bij besluit van 8 februari 2006 heeft de raad van bestuur deze aanvraag afgewezen, omdat appellant in staat werd geacht passende arbeid te verrichten met behulp van noodzakelijke aanpassingen die buiten de Wsw gerealiseerd kunnen worden in een overigens normale arbeidsomgeving. Bij het bestreden besluit van 2 juni 2006 is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 8 februari 2006 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
4.1. In een rapport van 16 december 2005 zijn de beperkingen van appellant neergelegd zoals deze bij een in het kader van het verzoek om een herindicatie gehouden medisch onderzoek zijn gebleken. Deze beperkingen zijn grotendeels weergegeven in de aangevallen uitspraak. Appellant heeft bij de rechtbank een verklaring van zijn huisarts overgelegd maar daaruit kan niet blijken dat bij appellant van nog andere of zwaardere beperkingen sprake is dan waarmee hij volgens genoemd rapport te maken heeft. De Raad deelt dan ook het oordeel van de rechtbank over dit aspect. Anders dan appellant heeft gesteld, behoefde de verklaring van de huisarts niet tot een nader medisch onderzoek te leiden. Hierbij merkt de Raad nog op dat appellant bij het besluit van 23 september 2003 was ingedeeld in de arbeidshandicapcategorie “licht” en dat hij in staat werd geacht onder aangepaste omstandigheden een werkprestatie te leveren van 50 tot 75% van een normale werkprestatie.
4.2. Bij de besluitvorming is verder gebruik gemaakt van een arbeidskundig rapport van 12 januari 2006. Daarin is een aantal voorbeeldfuncties genoemd die appellant, gelet op de voor hem vastgestelde medische beperkingen, volgens de arbeidsdeskundige kan vervullen. Het betreft hier eenvoudige functies waarvan kan worden aangenomen dat zij geen zware belasting vragen. Onvoldoende grond bestaat voor het oordeel dat deze functies niet geschikt zijn voor appellant of dat de geschiktheid van die functies nader had moeten worden uiteengezet.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar 20 mei 2009.
(get.) J.G.Treffers.
(get.) M.B. de Gooijer.
HD