ECLI:NL:CRVB:2009:BI7743

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-4309 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Riphagen
  • T. Hoogenboom
  • H.C. Cusell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juni 2009 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende zorgvuldig had gemotiveerd waarom de conclusies van de psychiater en klinisch psycholoog niet konden worden gevolgd.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens heeft ingebracht die de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen in twijfel trekken. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de medische beperkingen van appellant niet zijn onderschat en dat de aan appellant geduide functies in medisch opzicht geschikt zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een onderzoek door een medisch deskundige, aangezien er geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn gepresenteerd die de eerdere oordelen zouden kunnen ondermijnen.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Riphagen als voorzitter en T. Hoogenboom en H.C. Cusell als leden, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R.L. Rijnen.

Uitspraak

08/4309 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 5 juni 2008, 07/2838 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.M. Leenders, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn opvolgend gemachtigde mr. N.F.J. Sijstermans. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidende beroep is gericht tegen het besluit van 7 maart 2007 (hierna: bestreden besluit) waarbij het Uwv zijn ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) genomen besluit van 28 maart 2006 heeft gehandhaafd. Daarbij is geweigerd aan appellant met ingang van 6 maart 2006 een uitkering op grond van de Wet WIA toe te kennen, omdat hij na afloop van de wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. In dat verband is onder meer overwogen dat de bezwaarverzekeringsarts C.H.M. Heeskens-Reijnen voldoende zorgvuldig heeft gemotiveerd waarom zij de in het deskundigenrapport van psychiater dr. A.J.W.M. Trompenaars en klinisch psycholoog dr. drs. L.E.E. Ligthart van 15 februari 2007 vermelde conclusie dat het niet reëel is te veronderstellen dat appellant tot het verrichten van loonvormende arbeid in staat is, niet kan volgen. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies die als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Hij heeft zijn in beroep aangevoerde stelling, dat uit het rapport van Trompenaars en Ligthart blijkt dat hij wegens zijn psychische klachten niet in staat is om loonvormende arbeid te verrichten, herhaald. Voorts heeft appellant wederom aangevoerd dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Tot slot heeft appellant de Raad verzocht een deskundige te benoemen om zijn psychische klachten te onderzoeken.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de medische beperkingen van eiser voor het verrichten van arbeid niet zijn onderschat. De Raad schaart zich achter de overwegingen in de aangevallen uitspraak die de rechtbank ter motivering van dat oordeel heeft gegeven. Hetgeen appellant ter onderbouwing van zijn hoger beroep heeft aangevoerd vormt een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd met betrekking tot de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Wezenlijk nieuwe gezichtspunten zijn niet naar voren gebracht. Appellant heeft in hoger beroep geen objectieve medische gegevens ingebracht die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen, zoals die zijn neergelegd in de zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst. In de namens appellant overgelegde brief van medisch adviseur K.H. Harmsma van 20 augustus 2008 kan geen aanknopingspunt worden gevonden voor het oordeel dat de belastbaarheid van appellant is overschat. In dit oordeel ligt besloten dat de Raad voor onderzoek door een medisch deskundige geen aanleiding ziet.
4.2. Voorts is de Raad met de rechtbank van oordeel dat, gelet op de voorhanden zijnde arbeidskundige rapportages, de aan appellant geduide functies in medisch opzicht voor hem geschikt zijn te achten.
4.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Riphagen als voorzitter en T. Hoogenboom en H.C. Cusell als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009.
(get.) J. Riphagen.
(get.) R.L. Rijnen.
MH