ECLI:NL:CRVB:2009:BI7747
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- T. Hoogenboom
- H.C. Cusell
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juni 2009 uitspraak gedaan. De intrekking van de uitkering vond plaats op 15 augustus 2005, na een medisch onderzoek door het Uwv, waarbij appellant werd beoordeeld met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het besluit van het Uwv op 1 februari 2007 vernietigd, omdat het medisch onderzoek als onzorgvuldig werd beoordeeld. Het Uwv werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, wat resulteerde in een herbeoordeling die opnieuw tot een ongegrondverklaring van het bezwaar leidde.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, met de nadruk op de onderwaardering van zijn psychiatrische beperkingen. De Raad heeft echter, net als de rechtbank, geen redenen gevonden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv. De Raad concludeert dat er onvoldoende objectieve medische aanknopingspunten zijn om de beperkingen van appellant te erkennen zoals hij dat voorstelt. De bevindingen van de behandelend psychiater zijn in het aanvullend onderzoek betrokken en de Raad heeft geen onzorgvuldigheden in de procedure kunnen vaststellen.
De Raad bevestigt dat de arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv ook juist is, en dat de functies die aan appellant zijn geduid medisch geschikt zijn. De Raad wijst erop dat eerdere uitspraken van de rechtbank en de Raad zelf in deze context van belang zijn, en dat de grief van appellant over de toepassing van het aangepaste Schattingsbesluit niet meer ter beoordeling staat, aangezien hij hiertegen geen hoger beroep heeft ingesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.