ECLI:NL:CRVB:2009:BI7950
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenning van een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO). Appellant, geboren in 1935 in het voormalig Nederlands-Indië, had in juni 2007 een aanvraag ingediend bij de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Hij verwees naar verschillende oorlogservaringen, waaronder het neerstorten van een vliegtuig nabij zijn ouderlijk huis en de moord op zijn vader door Indonesische vrijheidsstrijders. De aanvraag werd afgewezen op 17 september 2007, omdat niet voldoende was aangetoond dat appellant was getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet.
De Raad overwoog dat het neerstorten van het vliegtuig op 13 oktober 1941, vóór de Japanse bezetting, niet als een gebeurtenis in verband met krijgsverrichtingen kon worden aangemerkt. Ook de vlucht naar kamp Tjideng tijdens de Bersiap-periode werd niet als levensbedreigend beschouwd. De moord op appellants vader werd niet als calamiteit erkend, omdat appellant daar niet getuige van was geweest. Appellant ging in beroep tegen de afwijzing en betwistte de opvatting van verweerster dat het neerstorten van het vliegtuig niet als calamiteit kon worden aangemerkt.
De Raad concludeerde dat er geen feitelijke oorlogssituatie was ten tijde van het neerstorten van het vliegtuig en dat de omstandigheden niet voldeden aan de criteria voor erkenning als oorlogsgeweld. De Raad oordeelde dat verweerster terecht had geoordeeld dat de moord op appellants vader niet als calamiteit kon worden aanvaard, omdat appellant niet aanwezig was bij de gebeurtenis. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen.