ECLI:NL:CRVB:2009:BI7976
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, weduwe van betrokkene, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat haar aanvraag om een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 had afgewezen. De aanvraag was oorspronkelijk in 1981 ingediend, maar afgewezen omdat niet was aangetoond dat betrokkene vervolging had ondergaan. In 2007 heeft appellante opnieuw een aanvraag ingediend, waarbij zij stelde dat betrokkene krijgsgevangene was geweest en mishandeling had ondergaan. Deze aanvraag werd eveneens afgewezen, wat leidde tot het huidige beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 mei 2009 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat de aanvraag van 2007 het karakter van een verzoek om herziening had, en dat verweerster discretionaire bevoegdheid had om het eerdere besluit te herzien. De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen nieuwe feiten of gegevens had aangevoerd die verweerster niet eerder kende en die aanleiding zouden moeten geven om het eerdere besluit te herzien. De Raad heeft ook opgemerkt dat de beoordeling van de aanvraag door verweerster correct was, ondanks de discussie over het geboortejaar van betrokkene.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van appellante ongegrond verklaard, en geen termen gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.L.M.J. Stevens als voorzitter, en de leden H.R. Geerling-Brouwer en C.G. Kasdorp. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met I. Mos als griffier.