ECLI:NL:CRVB:2009:BI7986
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Weigering om appellante met de vervolgde gelijk te stellen op basis van de Wet uitkeringen vervolgingslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1937 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Dit besluit, gedateerd 28 december 2007, weigerde haar aanvraag voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingslachtoffers 1940-1945. Appellante stelde dat haar vader tijdens de Japanse bezetting in het kamp Ambarawa is overleden, en dat zij daarom recht had op een uitkering. De verweerster heeft echter geoordeeld dat appellante geen vervolging heeft ondergaan in de zin van de Wet en dat zij niet voldoet aan de vereisten van nationaliteit en woonplaats zoals gesteld in artikel 3, eerste lid, van de Wet.
Tijdens de zitting op 16 april 2009 was appellante niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante geen vrijheidsberoving heeft ondergaan en dat de weigering om haar met de vervolgde gelijk te stellen op goede gronden berust. De Raad overweegt dat gelijkstelling niet kan plaatsvinden indien niet aan zowel artikel 2 als artikel 3, eerste lid, van de Wet is voldaan. Aangezien appellante niet voldoet aan de voorwaarden, is er geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit.
De Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van de verweerster in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.L.M.J. Stevens als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2009.