ECLI:NL:CRVB:2009:BI7997

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2661 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbreiding huishoudelijke hulp en huurbijdrage op basis van psychische klachten

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Dit besluit, gedateerd 31 maart 2008, weigerde haar aanvraag voor uitbreiding van huishoudelijke hulp en een huurbijdrage. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 28 mei 2009 uitspraak gedaan. De Raad overweegt dat de aanvraag van appellante, die voortkwam uit een verergering van haar gezondheidsklachten, niet kan worden geplaatst onder artikel 61, derde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, maar moet worden beoordeeld als een hernieuwde aanvraag. De Raad concludeert dat de aanvraag medisch inhoudelijk is beoordeeld en dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te vernietigen. De Raad stelt vast dat appellante niet is aangewezen op uitbreiding van huishoudelijke hulp, omdat er geen bewijs is van chaotisch gedrag of zelfverwaarlozing, en dat er geen medische contra-indicatie is voor verhuizing naar een goedkopere woning. De Raad oordeelt dat er voldoende medische gegevens beschikbaar zijn om tot een zorgvuldige beoordeling te komen, en dat verweerster terecht geen nader medisch onderzoek heeft ingesteld. Uiteindelijk wordt het beroep van appellante ongegrond verklaard.

Uitspraak

08/2661 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante] (hierna: appellante),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 28 mei 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 31 maart 2008, kenmerk BZ 8207, JZ/E70/2008, ten aanzien van appellante genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2009. Daar is van de zijde van appellant, zoals bericht, niemand verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, is bij besluit van
29 april 1997 op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet. Met betrekking tot de als een conversiesyndroom geduide krachtsvermindering en gevoelloosheid in de rechter lichaamshelft van appellante is een causaal verband met de oorlogsgebeurtenissen niet aanvaard.
1.2. In november 2006 heeft appellante bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend om - onder meer - toekenning van voorzieningen voor huishoudelijke hulp en huurbijdrage. Vervolgens heeft verweerster bij besluit van 6 april 2007 aan appellante een vergoeding toegekend voor ten hoogste vier uren per week huishoudelijke hulp, maar is de gevraagde huurbijdrage afgewezen op de grond dat zij op grond van haar oorlogsinvaliditeit niet is aangewezen op deze voorziening. Daarbij is overwogen dat het eerder geduide conversiesyndroom, thans gediagnosticeerd als multiple sclerose (MS) niet samenhangt met het oorlogsgeweld. Het tegen het besluit van 6 april 2007 ingediende bezwaar heeft verweerster bij besluit van 31 juli 2007 ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet meer dan vier uren per week huishoudelijke hulp kan worden toegekend nu niet is gebleken dat bij appellante op grond van de psychische oorlogsinvaliditeit sprake is van chaotisch gedrag en/of (zelf)verwaarlozing en de huurbijdrage niet kan worden toegewezen aangezien er geen contra-indicatie is voor het verhuizen naar een goedkopere woning.
1.3. In oktober 2007 heeft appellante (vanwege toegenomen klachten) zich wederom tot verweerster gewend, teneinde in aanmerking te komen voor uitbreiding van vergoeding van huishoudelijke hulp en een huurbijdrage. Die aanvraag heeft verweerster afgewezen bij besluit van 28 december 2007, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit op gronden ontleend aan artikel 61, derde lid, van de Wet.
2. Overwogen wordt als volgt.
2.1. De Raad ziet aanleiding zich ambtshalve uit te spreken over het karakter van het bestreden besluit. Hij overweegt daartoe als volgt.
2.1.1. Aan de onder 1.3 genoemde aanvraag heeft appellante ten grondslag gelegd een opgetreden verergering van haar gezondheidsklachten. Naar het oordeel van de Raad brengt dat met zich mee dat verweerster de aanvraag niet kan plaatsen in het kader van artikel 61, derde lid, van de Wet, maar dient te beoordelen als een hernieuwde aanvraag. De omstandigheid dat een (hernieuwde) aanvraag wordt ingediend relatief kort na een eerdere afwijzing, zoals in het onderhavige geval, maakt het voorgaande in beginsel niet anders.
2.1.2. In het voorgaande ziet de Raad evenwel geen aanleiding het thans bestreden besluit te vernietigen, aangezien uit de stukken naar voren komt dat de aanvraag wel medisch inhoudelijk is beoordeeld als ware het een hernieuwde aanvraag. De Raad zal het bestreden besluit dan ook aanmerken als een beslissing van verweerster op een hernieuwde aanvraag en beoordelen of deze beslissing in rechte kan standhouden. Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
2.2. Op grond van de voorhanden medische gegevens is ook de Raad niet gebleken dat appellant op grond van haar psychische klachten is aangewezen op uitbreiding van huishoudelijke hulp aangezien ook nu niet is gebleken dat er bij haar sprake is van chaotisch gedrag en/of zelfverwaarlozing zoals ingevolge het door verweerster in dit kader gevoerde beleid is vereist voor meer dan 4 uur huishoudelijke hulp. De gevraagde uitbreiding van de huishoudelijke hulp houdt veeleer verband met de uit de MS voortvloeiende beperkingen. Ten aanzien van de gevraagde huurbijdrage is ook nu niet gebleken dat bij appellante sprake is van een medische contra-indicatie voor verhuizing naar een goedkopere woning.
2.3. Voor zover in beroep is aangevoerd dat verweerster ten onrechte geen medisch onderzoek heeft ingesteld overweegt de Raad dat gelet op de door appellante verstrekte informatie en de van de recenter aanvraag aanwezige medische gegevens, er voldoende gegevens voorhanden zijn om tot een zorgvuldige inhoudelijke beoordeling te kunnen komen. Verweerster heeft dan ook naar het oordeel van de Raad terecht geen aanleiding gezien appellante aan een nader medisch onderzoek te onderwerpen.
3. Gezien het voorgaande kan het bestreden besluit in rechte standhouden en dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens als voorzitter en H.R. Geerling-Brouwer en C.G. Kasdorp als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2009.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) I. Mos.
HD