ECLI:NL:CRVB:2009:BI9811

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-5898 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van ZW-uitkering na vernietiging van eerder besluit door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 maart 2007, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond werd verklaard. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te vernietigen en het Uwv te veroordelen tot vergoeding van kosten en wettelijke rente.

Tijdens de zitting op 4 maart 2009 is appellante niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen. Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend, wat leidde tot een nieuw besluit van het Uwv op 29 april 2009, waarin appellante alsnog een ZW-uitkering werd toegekend voor de periode van 14 december 2006 tot 16 maart 2007 en van 17 juli 2007 tot 8 november 2007. Appellante heeft ingestemd met dit besluit, maar de Raad heeft geoordeeld dat zij procesbelang heeft behouden bij de vaststelling van de onrechtmatigheid van het eerdere besluit.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met het besluit van 29 april 2009 volledig aan het beroep van appellante tegemoet is gekomen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv schade moet vergoeden aan appellante, als gevolg van de vertraagde uitbetaling van de uitkering, en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 966,-. Tot slot is bepaald dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 145,- aan appellante moet vergoeden.

Uitspraak

07/5898 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 6 september 2007, 07/441 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 juni 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.H.M. Pepers, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld. Mr. Pepers is als gemachtigde opgevolgd door mr. W.H.A. Bos, advocaat te Roermond.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2009. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.M.J. Evers.
Na de behandeling ter zitting heeft de Raad het onderzoek heropend teneinde het Uwv in de gelegenheid te stellen een nader onderzoek te verrichten.
De uitkomst van het nadere onderzoek was voor het Uwv aanleiding het besluit van 15 maart 2007 niet te handhaven en een nieuw besluit op bezwaar te nemen, gedateerd 29 april 2009.
Appellante heeft daarop een reactie gegeven.
Partijen hebben de Raad toestemming gegeven het nadere onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna de Raad het onderzoek heeft gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit op bezwaar van 15 maart 2007 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 23 januari 2007 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv zijn standpunt gehandhaafd dat appellante met ingang van 14 december 2006 geen recht had op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) omdat haar werkgever verplicht was het loon door te betalen.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te vernietigen en het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de kosten van de behandeling van het bezwaar, de proceskosten in beroep en in hoger beroep en tot vergoeding van wettelijke rente.
4. Naar aanleiding van het op verzoek van de Raad ingestelde onderzoek naar de melding van zwangerschap of bevalling als reden voor de ziekmelding van appellante, heeft het Uwv besloten het bestreden besluit niet te handhaven. In plaats daarvan heeft het Uwv appellante bij besluit op bezwaar van 29 april 2009 een ZW-uitkering toegekend over de periode van 14 december 2006 tot 16 maart 2007 en over de periode van 17 juli 2007 tot 8 november 2007.
5. Appellante heeft bij brief van 12 mei 2009 te kennen gegeven in te stemmen met de inhoud van het besluit op bezwaar van 29 april 2009.
6.1. De Raad stelt vast dat het Uwv met het besluit van 29 april 2009 geheel aan het beroep van appellante is tegemoet gekomen. Het beroep wordt dan ook niet met overeenkomstige toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 29 april 2009. Nu appellante een verzoek op grond van artikel 8:73 van de Awb heeft gedaan, heeft zij procesbelang behouden bij de vaststelling door de Raad van de onrechtmatigheid van het bestreden besluit. De Raad ziet dan ook aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.
6.2. Appellante heeft als gevolg van het onrechtmatig gebleken besluit van 15 maart 2007 schade geleden, verband houdende met vertraagde uitbetaling van de uitkering. Op het Uwv rust de verplichting die schade te vergoeden op de voet van de artikelen 6:119 en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de berekening van de verschuldigde wettelijke rente dient het Uwv aansluiting te zoeken bij de vaste jurisprudentie van de Raad (onder meer de uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495).
6.3. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,-.
6.4. Het verzoek van appellante om vergoeding van de kosten van de behandeling van het bezwaar komt niet voor toewijzing in aanmerking, reeds omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 7:15, derde lid, van de Awb dat het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van schade als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 966,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.C.M. van Laar en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) E.M. de Bree.
CVG