ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0669
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 3 augustus 2007 een eerdere beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering van appellante in te trekken, heeft vernietigd maar de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juni 2009 uitspraak gedaan. De intrekking van de WAO-uitkering was gebaseerd op de vaststelling dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 15% was. Appellante heeft aangevoerd dat haar vermoeidheidsklachten, die later als schildklierproblematiek zijn gediagnosticeerd, niet zijn meegewogen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid.
De Raad heeft vastgesteld dat de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan naar de klachten van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen. De Raad heeft geen reden gezien om de bevindingen van deze artsen voor onjuist te houden. De door appellante geclaimde vermoeidheidsklachten zijn niet in de rapporten van de artsen vermeld, waardoor deze klachten niet zijn meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad heeft ook gekeken naar de geschiktheid van de functies die aan appellante zijn voorgelegd. Zelfs als de functie van telefonist coördinatiecentrum buiten beschouwing wordt gelaten, blijven er nog drie functies over die geschikt zijn voor appellante.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, voor zover deze is aangevochten, en heeft geoordeeld dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Tason Avila, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2009.