ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0686
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, dat zijn arbeidsongeschiktheid had herzien van 80-100% naar 15-25% per 11 januari 2007. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging hiertegen in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 15 mei 2009 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker. Appellant stelde dat hij last had van diverse gezondheidsklachten, waaronder longklachten, allergieën, hoofdpijn, slapeloosheid en concentratieverlies. Hij was van mening dat zijn beperkingen niet voldoende waren onderkend door het Uwv. De Raad heeft echter, net als de rechtbank, geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe informatie overgelegd die de Raad zou kunnen doen twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
De Raad concludeert dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat moet worden geacht de aan hem geduide functies te vervullen. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen, en de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.