ECLI:NL:CRVB:2009:BJ0702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van het besluit tot intrekking van de WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats bij besluit van 21 juni 2006, waarbij de uitkering, die was vastgesteld op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 22 augustus 2007 werd ingetrokken. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het Uwv heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Hierop heeft appellante geen rechtsmiddel aangewend.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die een terugkeer naar het besluit van 21 juni 2006 rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het overlijden van de tante van appellante en de ziekte van haar echtgenoot geen nieuwe feiten waren die ten tijde van de beslissing van het Uwv nog niet bekend waren.
In hoger beroep heeft appellante de argumenten herhaald die zij eerder had aangevoerd. Het Uwv heeft zich achter de overwegingen van de rechtbank geschaard en verzocht om bevestiging van de uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft het standpunt van het Uwv, dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn, onderschreven. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.