ECLI:NL:CRVB:2009:BJ2474

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7056 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WAO-uitkering en dringende reden voor afzien van terugvordering

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van appellant. Het Uwv had appellant medegedeeld dat over de periode van 17 november 2003 tot en met 29 februari 2004 onverschuldigd uitkering was betaald, wat resulteerde in een terugvordering van € 1.154,34. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaren ongegrond. De rechtbank ’s-Hertogenbosch had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 29 mei 2009 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. Horstink, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door W.F. Bergman. Appellant voerde aan dat er sprake was van een dringende reden om van de terugvordering af te zien, omdat hij nooit had geweten dat hij te veel uitkering ontving en hij in een slechte financiële positie verkeerde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de wet het Uwv verplicht om te veel betaalde uitkering terug te vorderen, ook als dit het gevolg is van een fout van het Uwv. Een dringende reden om van terugvordering af te zien, is alleen aanwezig als de gevolgen onaanvaardbaar zijn, wat in dit geval niet werd aangetoond.

De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat er geen dringende reden was voor het Uwv om van de terugvordering af te zien. De Raad zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden, en werd openbaar uitgesproken op 10 juli 2009.

Uitspraak

08/7056 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 29 oktober 2008, 07/4197 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 juli 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. Horstink, werkzaam bij Juridische Dienstverlening Nederland BV te Apeldoorn, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2009. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Horstink. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.F. Bergman.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 10 februari 2005 heeft het Uwv aan appellant medegedeeld dat over de periode 17 november 2003 tot en met 29 februari 2004 onverschuldigd uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is betaald gezien zijn verdiensten. Dientengevolge heeft het Uwv een bedrag van € 1.154,34 teruggevorderd van appellant. Bij besluit van 1 november 2007 heeft het Uwv de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
1.2. Tijdens de bezwaarprocedure is gebleken dat het Uwv verzuimd had uitvoering te geven aan een besluit van 23 augustus 2001 inhoudende een nabetaling van de WAO-uitkering van € 1.881,93. Deze uitbetaling heeft het Uwv verrekend met de eerder genoemde terugvordering. Na deze verrekening is een bedrag van € 727,59 aan appellant uitbetaald.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 1 november 2007 ongegrond verklaard.
3. Partijen worden verdeeld gehouden door de vraag of er een dringende reden bestaat om van de terugvordering af te zien.
4. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat er sprake is van een dringende reden. Het is hem nooit duidelijk geweest dat hij te veel WAO-uitkering ontving. Hij heeft altijd aan zijn informatieplicht voldaan. Hij verkeerde in die tijd in een slechte financiële positie en heeft vanwege de terugvordering psychische klachten ontwikkeld.
5. Het hoger beroep faalt, want de wet verplicht het Uwv om te veel betaalde uitkering terug te vorderen. Die verplichting bestaat ook in de situatie waarin teveel uitkering is betaald omdat het Uwv een fout heeft gemaakt. Het Uwv mag alleen van terugvordering afzien als sprake is van een dringende reden. Een dringende reden is er als het gevolg van de terugvordering onaanvaardbaar is. Dat het Uwv een fout heeft gemaakt vormt geen dringende reden. De gemaakte fout is niet het gevolg, hooguit de oorzaak van de terugvordering.
6. De raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat in hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd geen dringende reden voor het Uwv is gelegen om van terugvordering af te zien.
7. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2007.
(get.) R.C. Stam
(get.) J.M. Tason Avila
EV